Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:46:
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
Artikel 8, derde lid, sub a, onder 2̊:
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorvoertuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, verboden dat motorvoertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, indien:
2̊. sedert de datum waarop hem voor het eerst een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en hij op het tijdstip van afgifte van dat rijbewijs de leeftijd van tenminste achttien jaar heeft bereikt.
Artikel 130, eerste, tweede en derde lid:
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het bestuur van een of meer categorieën van motorvoertuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. (…)
2. Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen is de bestuurder van een motorvoertuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.
3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan het CBR toegezonden.
Artikel 131, eerste lid en tweede lid, sub a:
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
2. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt:
a. in de gevallen, bedoeld in artikel 130, derde lid, de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor één of meer categorieën van motorrijtuigen geschorst (….);
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling)
Artikel 1:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Ademalcoholgehalte:ademalcoholgehalte dat wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, onderdeel a, van de wet;
1. Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling horende bijlage.
Artikel 3, eerste lid, sub a:
1. Feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 2 kunnen blijken uit:
a. eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie;
Artikel 5, sub k:
Een vordering tot overgifte van het rijbewijs, bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt in de volgende gevallen:
k. bij betrokkene wordt, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, een adem of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger dan 570 µg/l (…);
Artikel 6:
In de gevallen, bedoeld in artikel 5, schorst het CBR overeenkomstig artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, (…..).
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (Besluit)
Artikel 10, eerste, tweede en derde lid:
1. Een ademonderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a of derde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (…) geschiedt door de verdachte, zo nodig viermaal, ademlucht in een voor het onderzoek bestemd ademanalyseapparaat dat bij ministeriële regeling is aangewezen, te laten blazen en het resultaat daarvan af te lezen. Het blazen kan worden beëindigd, zodra het onderzoek twee meetresultaten heeft opgeleverd.
2. Het ademonderzoek wordt niet eerder verricht dan twintig minuten nadat de verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlening aan het voorlopig ademonderzoek (…).
3. Het ademonderzoek wordt verricht door een opsporingsambtenaar.
1. Indien het ademonderzoek het vermoeden bevestigt dat het alcoholgehalte in de adem van verdachte hoger is dan op grond van artikel 8, tweede lid, onder a, of derde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (….) is toegestaan, vermeldt de opsporingsambtenaar het resultaat van het onderzoek in het proces-verbaal.