In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft deze aanvraag met het besluit van 3 augustus 2020 afgewezen, maar heeft later een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten toegekend. In een vervolgbesluit van 25 september 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en haar een traplift en opritten bij de voor- en achterdeur toegekend, maar de aanvraag voor opritten voor de berging in de achtertuin is afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met 6 weken verlengd. In de beoordeling verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiseres volgens het college de afvalcontainers in de voortuin kan plaatsen, waardoor opritten voor de berging niet noodzakelijk zijn. Eiseres heeft echter aangevoerd dat het college niet heeft onderbouwd waarom de containers niet in de voortuin mogen staan.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure, maar de rechtbank oordeelt dat er geen recht op schadevergoeding bestaat, omdat het college terecht heeft geweigerd de gevraagde opritten toe te kennen. Wel wordt eiseres schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die in totaal drie jaar en vier maanden heeft geduurd. De rechtbank veroordeelt het college tot het betalen van € 1.500,- aan schadevergoeding en € 437,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan op 30 januari 2024.