ECLI:NL:RBZWB:2024:646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 22_5056
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft deze aanvraag met het besluit van 3 augustus 2020 afgewezen, maar heeft later een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten toegekend. In een vervolgbesluit van 25 september 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en haar een traplift en opritten bij de voor- en achterdeur toegekend, maar de aanvraag voor opritten voor de berging in de achtertuin is afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met 6 weken verlengd. In de beoordeling verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiseres volgens het college de afvalcontainers in de voortuin kan plaatsen, waardoor opritten voor de berging niet noodzakelijk zijn. Eiseres heeft echter aangevoerd dat het college niet heeft onderbouwd waarom de containers niet in de voortuin mogen staan.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure, maar de rechtbank oordeelt dat er geen recht op schadevergoeding bestaat, omdat het college terecht heeft geweigerd de gevraagde opritten toe te kennen. Wel wordt eiseres schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die in totaal drie jaar en vier maanden heeft geduurd. De rechtbank veroordeelt het college tot het betalen van € 1.500,- aan schadevergoeding en € 437,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan op 30 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5056 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 3 augustus 2020 afgewezen en eiseres een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten toegekend. Met het besluit van 15 september 2020 (primair besluit) heeft het college het besluit van 3 augustus 2020 gecorrigeerd. Met het bestreden besluit van 25 september 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en eiseres een traplift en opritten bij de voor- en achterdeur toegekend. Het college is gebleven bij de weigering om opritten toe te kennen voor het verplaatsen van de afvalcontainers.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [naam 1] en [naam 2] namens het college.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met 6 weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Standpunt van het college.
Het college heeft geweigerd eiseres een maatwerkvoorziening in de vorm van opritten voor de berging in de achtertuin toe te kennen omdat eiseres de afvalcontainers in de voortuin kan plaatsen, zodat opritten niet nodig zijn.
4.
Standpunt van eiseres.
Eiseres wijst erop dat het college heeft besloten een traplift en opritten bij de voor- en achterdeur toe te kennen, maar dat daar tot op heden geen uitvoering aan is gegeven. Daarom is het voor eiseres nog steeds niet mogelijk naar haar woning terug te keren. Eiseres stelt verder dat aanpassing nodig is in de vorm van opritten bij haar berging ten behoeve van de containers. Eiseres verzoekt tevens om haar schadevergoeding toe te kennen wegens de lange duur van de procedure. Zij heeft daardoor twee jaar niet in haar eigen huis kunnen wonen terwijl de vaste lasten gewoon doorliepen. Ook heeft eiseres al die tijd een eigen bijdrage voor de Wmo (lees: Wlz) betaald, die niet nodig zou zijn geweest als zij eerder naar huis terug had kunnen keren. Eiseres heeft de schade begroot op totaal € 23.890,05 waarin begrepen de huur en energiekosten voor haar woning in [plaats] . Eiseres stelt verder dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Zo stelt eiseres dat niet concreet is onderzocht wat de kosten zijn voor de aanpassingen in de woning, afgezet tegen de verhuiskostenvergoeding.
5.
Overwegingen.
Eiseres is bekend met diverse fysieke klachten, waaronder knieklachten. Zij heeft geruime tijd in [revalidatiecentrum] in [plaats] verbleven om te revalideren. Op 12 december 2019 heeft eiseres bij het college een melding op grond van de Wmo gedaan. Op 28 juli 2020 heeft zij een woningaanpassing gevraagd, namelijk een traplift, opritten voor de voor- en achterdeur en de berging en een losse voorziening, namelijk een hoog-laag bed.
De rechtbank stelt vast dat het in deze procedure alleen nog gaat om de opritten voor de berging in de achtertuin en om het verzoek om schadevergoeding.
Drempels voor de berging.
Eiseres kan volgens het college de containers in de voortuin plaatsen, zodat ze deze gemakkelijk aan de straat kan zetten. Opritten voor de berging zijn dan niet nodig. De rechtbank kan het college hierin volgen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat containers volgens de gemeente niet in de voortuin mogen staan. Dit standpunt heeft eiseres niet met stukken onderbouwd, terwijl het college heeft aangegeven dat zij met deze regel niet bekend is. Eiseres heeft eerder gesteld dat ze het niet netjes vindt om de containers in de voortuin te plaatsen. Dat laatste is echter niet bepalend bij het toekennen van een maatwerkvoorziening. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat op dit punt sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid van eiseres, zodat het college terecht heeft geweigerd opritten voor de berging toe te kennen. De beroepsgronden slagen niet.
Schadevergoeding.
De rechtbank vat het verzoek van eiseres om schadevergoeding op als een verzoek om het college op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden door toedoen van het college. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van, onder meer, een onrechtmatig besluit, een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit.
Er is geen sprake van een onrechtmatig besluit omdat het college terecht heeft geweigerd de gevraagde opritten voor de berging toe te kennen. Op grond daarvan bestaat geen recht op schadevergoeding.
Het niet realiseren van de toegekende voorzieningen valt niet onder de reikwijdte van artikel 8:88 van de Awb omdat dat de uitvoeringshandeling is van het besluit van 25 september 2022. Op grond daarvan bestaat evenmin recht op schadevergoeding. Eiseres zal met het college afspraken moeten maken over het plaatsen van de toegekende voorzieningen.
Met betrekking tot het niet tijdig nemen van een besluit overweegt de rechtbank dat een termijnoverschrijding op zich onvoldoende is voor het oordeel dat onrechtmatig is gehandeld door het bestuursorgaan. Volgens de rechtspraak wordt schade als gevolg van een termijnoverschrijding alleen vergoed als er daarnaast bijkomende omstandigheden zijn. Omdat door eiseres geen bijkomende omstandigheden zijn aangevoerd, bestaat geen recht op schadevergoeding als gevolg van de enkele termijnoverschrijding.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 8:88 van de Awb zodat op grond daarvan geen recht bestaat op schadevergoeding.
Immateriële schadevergoeding.
Eiseres heeft, gelet op de duur van de procedure, verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank zal dit verzoek toewijzen.
In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRVB) van 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:436). Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan een andere termijn dan twee jaar geldt. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
In dit geval start de termijn op 19 oktober 2020, te weten het moment waarop het college het bezwaarschrift heeft ontvangen. Vanaf dat moment tot de datum van deze uitspraak op 30 januari 2024 heeft de procedure afgerond drie jaar en vier maanden geduurd. In de zaak zelf noch in de opstelling van eiseres zijn aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen duren. De redelijke termijn is overschreden met een jaar en vier maanden. Beoordeeld moet worden aan wie de overschrijding van de redelijke termijn moet worden toegerekend. De termijnoverschrijding moet in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geheel worden toegerekend aan het college. Het college heeft het bestreden besluit op 25 september 2022 verzonden, en heeft daarmee de besluitvorming op bezwaar in een termijn van een jaar en ruim elf maanden afgerond, terwijl deze termijn hoogstens zes maanden mocht zijn. Van termijnoverschrijding door de rechtbank is geen sprake.
Het college zal daarom worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
6.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.
6.2.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
6.3.
In verband met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van eiseres in dat verzoek. Deze kosten worden begroot op € 437,50 (1 punt voor het verzoek
(€ 875,-) met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het college tot het betalen van € 1.500,- aan schadevergoeding aan eiseres;
- veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is op 30 januari 2024 gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 8:88 van de Awb is de bestuursrechter bevoegd om een bestuursorgaan, op verzoek van een belanghebbende, te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van bepaalde schadeoorzaken:
-een onrechtmatig besluit
-een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit,
-het niet tijdig nemen van een besluit of
-een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Wet maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2. bedoelde onderzoek een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2021
Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder j bepaalt dat in de Verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder het normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;
Artikel 3.3, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat voor zover deze:
a. noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid of participatie met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven;
b. als goedkoopst passende bijdrage is aan te merken;
c. in overwegende mate op de cliënt is gericht.
In het derde lid is bepaald dat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat als de cliënt:
a. een maatwerkvoorziening waar de aanvraag betrekking op heeft al in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij deze verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om voor een passende oplossing te zorgen voor de beperkingen in diens zelfredzaamheid of participatie;
c. gelet op de noodzaak tot een maatwerkvoorziening aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Breda 2021
Artikel 5.6 van de Beleidsregels bepaalt dat een woningaanpassing een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte is (art. 1.1.1, eerste lid, van de wet). Denk bijvoorbeeld aan: de aanpassing of vervanging van de badkamer, keuken of sanitair. Woningaanpassingen zijn mogelijk, tenzij deze kosten zonder meerkosten kunnen worden meegenomen in de bouw of er sprake is van renovatie. Alleen met de door het college verleende toestemming kan worden begonnen met de werkzaamheden van de woningaanpassing. Het spreekt verder voor zich dat de woningaanpassing binnen het programma van eisen wordt uitgevoerd. Dat programma van eisen is gebaseerd op de goedkoopst passende bijdrage. Nadat de werkzaamheden zijn voltooid controleert het college dat aan de hand van bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing.