In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde aanslag schenkbelasting ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) terecht niet heeft toegepast op de schenking die belanghebbende van haar ouders heeft ontvangen, omdat zij ten tijde van de schenking niet als beherend vennoot van de onderneming kon worden aangemerkt. De rechtbank legt uit dat het huwelijksgoederenregime van belanghebbende en haar echtgenoot, evenals artikel 26 van de Successiewet, niet leiden tot de conclusie dat belanghebbende als beherend vennoot kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de voorwaarden van artikel 35c van de Successiewet niet zijn vervuld, waardoor de aanslag schenkbelasting op het juiste bedrag is vastgesteld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.