ECLI:NL:RBZWB:2024:6421

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
23/3345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen inzake eigenwoningrenteaftrek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen voor de jaren 2016, 2018 en 2020. De inspecteur had de navorderingsaanslag over 2016 verminderd, maar de rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen correct zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem geclaimde renteaftrekken op zijn leningen, en dat de inspecteur de aanslagen terecht heeft opgelegd. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af, waardoor de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen in stand blijven. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3345 tot en met 23/3347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 11 mei 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2016, 2018 en 2020 de volgende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting en premiesvolksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en de volgende belastingrentebeschikkingen gegeven:
Belastbaar inkomen uit werk en woning
Belastingrente
Navordering IB/PVV 2016
€ 64.572
€ 1.186
Aanslag IB/PVV 2018
€ 66.688
€ 683
Aanslag IB/PVV 2020
€ 73.642
€ 334
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende (deels) toegewezen. Daarbij heeft hij de navorderingsaanslag over 2016 verminderd tot een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.952. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van de primitieve aanslagen is verminderd naar € 61.010 (2018) en € 67.812 (2020). De belastingrentebeschikkingen zijn dienovereenkomstig verminderd.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] & mr. [inspecteur 2] . De griffier heeft belanghebbende op 2 juli 2024 digitaal uitgenodigd om op de zitting te verschijnen en belanghebbende heeft van de uitnodiging kennis kunnen nemen. [1] Namens belanghebbende is niemand verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslag, de primitieve aanslagen en de belastingrentebeschikkingen, zoals die luiden na de uitspraken op bezwaar, tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de navorderingsaanslag, de primitieve aanslagen en de belastingrentebeschikkingen tot juiste bedragen vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.

Feiten

3. Belanghebbende was in de onderhavige jaren eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] te [plaats 1] (de woning).
3.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2016, 2018 en 2020 (de aangiften) ter zake van de woning het volgende aangegeven:
2016
2018
2020
Huurwaardeforfait
€ 2.865
€ 2.807
€ 2.844
Aftrekbare rente
- € 19.632
- € 19.684
- € 18.568
Inkomsten eigen woning
- € 16.767
- € 16.877
- € 15.724
3.2.
De rentebedragen die belanghebbende in de aangiften heeft vermeld heeft hij betaald op de volgende leningen:
2016
2018
2020
ABN AMRO Flexibel Krediet ( [rekeningnummer 1] )
€ 725
€ 724
€ 17
ABN AMRO Privélimiet Plus ( [rekeningnummer 2] )
€ 1.937
€ 1.990
Interbank ( [rekeningnummer 3]
€ 1.581
Hypotheek [N.V.]
€ 16.970
€ 16.970
€ 16.970
Totaal
€ 19.632
€ 19.684
€ 18.568
De inspecteur heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV over 2016 en de aanslagen IB/PVV over 2018 en 2020 geen van bovengenoemde bedragen in aftrek geaccepteerd.
3.3.
De lening bij [N.V.] is aangegaan in 2006. [N.V.] was een op Curaçao gevestigde naamloze vennootschap, maar thans is zij gevestigd in [plaats 2] (Nederland).
3.4.
Met dagtekening 18 augustus 2022 heeft de inspecteur aan [N.V.] een aankondiging van een derdenonderzoek gestuurd met daarin het verzoek om informatie te verstrekken. In reactie daarop heeft [naam] namens [N.V.] op 23 augustus 2022 per e-mail verklaard dat belanghebbende maandelijks € 707,08 rente – ofwel jaarlijks € 8.484,96 – betaalt aan [N.V.] . Als bewijs daarvoor heeft hij foto’s van rekeningafschriften van de Rabobank bijgevoegd.
3.5.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende (deels) toegewezen en voor ieder van de onderhavige jaren alsnog een aftrek van € 8.485 eigenwoningrente geaccepteerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van de onderhavige jaren is als volgt vastgesteld:
2016
2018
2020
Inkomsten uit arbeid
€ 64.973
€ 67.146
€ 73.969
Eigenwoningforfait
€ 2.865
€ 2.807
€ 2.844
Rente eigen woning
- € 8.485
- € 8.485
- € 8.485
Premie inkomensvoorzieningen
- € 401
- € 458
- € 516
Belastbaar inkomen werk en woning
€ 58.952
€ 61.010
€ 67.812
3.6.
Belanghebbende heeft een akte van hypothecaire lening met [N.V.] overgelegd waaruit blijkt dat hij aan [N.V.] een rente van 4% per jaar is verschuldigd. Ook heeft hij jaaroverzichten van de ABN AMRO overgelegd waaruit de betaalde rente op de Privélimiet plus en Flexibel Krediet lening (ABN AMRO leningen) blijkt.
3.7.
De relevante voorwaarden van een Flexibel Kredietovereenkomst bij de ABN AMRO zijn:

“1. Wat is een Flexibel Krediet?

Een Flexibel Krediet is een doorlopende lening voor particulieren. Doorlopend betekent dat u aan de bank terugbetaalde bedragen weer kunt lenen.
(...)

3. Rente en terugbetalen van uw Flexibel Krediet

a. U betaalt iedere maand een bedrag. Dit maandbedrag bestaat uit een deel rente en een deel terugbetaling.”
3.8.
De relevante voorwaarden van een Privélimiet Plus kredietovereenkomst bij de ABN AMRO zijn:

“1. Wat is een Privélimiet Plus?

Een Privélimiet Plus is een vorm van rood staan. Het is een doorlopende lening op een betaalrekening voor particulieren. Doorlopend betekent dat u aan de bank terugbetaalde bedragen weer kunt lenen.
(...)

3. Rente en terugbetalen van uw Privélimiet Plus

a. U betaalt iedere maand een bedrag. Dit maandbedrag bestaat uit een deel rente en een deel terugbetaling.”

Overwegingen

Hypotheekrenteaftrek
4. Tot de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning behoren onder meer de renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld. [2] Onder eigenwoningschuld wordt, voor zover hier van belang, verstaan het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan in verband met een eigen woning. [3] Daaronder vallen kosten ter verwerving en kosten voor verbetering en onderhoud van de woning. [4] Kosten van verbetering en onderhoud worden slechts als eigenwoningschuld in aanmerking genomen voor zover de verbetering en het onderhoud met schriftelijke stukken worden onderbouwd. [5]
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de lening bij [N.V.] kwalificeert als een eigenwoningschuld. Belanghebbende stelt dat hij € 16.970 per jaar aan rente op de geldlening bij [N.V.] heeft betaald. Ook de betaalde rente op zowel de Flexibel Krediet als de Privélimiet Plus lening is volgens hem aftrekbaar, omdat deze leningen in 2002 zijn afgesloten ten behoeve van de bouw of verbouwing van de woning. Daarbij heeft hij verwezen naar een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant [6] , die ziet op een eerdere procedure van belanghebbende (over het jaar 2017), waarin volgens hem is beslist dat de betaalde rente op de Privélimiet Plus lening in aanmerking komt voor aftrek. Tot slot voert belanghebbende aan dat de nog openstaande schulden op de ABN AMRO leningen in het jaar 2019 zijn omgezet in een annuïteitenlening bij de Interstatebank, waarop € 1.581 rente is betaald in het jaar 2020. Volgens belanghebbende staat de laatstgenoemde lening in direct verband met de aflossing van de ABN AMRO leningen, die volgens hem zijn aan te merken als eigenwoningleningen, en om die reden meent hij dat de betaalde rente in aanmerking komt voor aftrek.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij jaarlijks meer rente heeft betaald aan [N.V.] dan de door de inspecteur geaccepteerde € 8.485. Hij heeft geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit enige betaling aan [N.V.] blijkt. Het enkele feit dat hij volgens de overeenkomst met [N.V.] 4% rente verschuldigd was, is onvoldoende voor aftrek.
4.3.
Voor wat betreft de ABN AMRO leningen acht de rechtbank belanghebbende evenmin geslaagd in zijn bewijslast. Eigen aan een Flexibel Krediet is dat de kredietgerechtigde naar believen bedragen kan opnemen en storten op de rekening (zie 3.7). Met een Privélimiet Plus lening kan de betaalrekening van de kredietgerechtigde in het rood blijven staan. De kredietgerechtigde betaalt iedere maand een bedrag, bestaande uit rente en terugbetaling (zie 3.8). De rechtbank merkt op dat de verschuldigde rente van een leenproduct in aanmerking komt voor aftrek als de lening gebruikt is voor aanschaf of verbouwing van de eigen woning. Indien zo’n lening (lees: Flexibel Krediet en/of Privélimiet Plus) tussentijds al dan niet gedeeltelijk wordt afgelost, moet voor een later opgenomen bedrag opnieuw worden beoordeeld of dat een eigenwoninglening is. Van belanghebbende mag daarom worden verwacht dat hij het verloop van de leningen inzichtelijk maakt. Nu belanghebbende dat niet heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de op deze leningen betaalde rente is aan te merken als eigenwoningrente. De rechtbank constateert verder – anders dan belanghebbende heeft aangevoerd – dat de aftrek van de betaalde rente op de Privélimiet Plus lening in de voorgaande procedure bij de rechtbank over het jaar 2017, is geaccepteerd door de inspecteur. Dit was geen geschilpunt waarover de rechtbank toentertijd heeft beslist.
4.4.
Nu het verloop van de ABN AMRO leningen onbekend is, acht de rechtbank – gelet op de in 4.1 bedoelde omzetting – ook niet aannemelijk dat de lening bij de Interstatebank een eigenwoninglening betreft. De daarop betaalde rente is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aftrekbaar.
Vertrouwensbeginsel
4.5.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de inspecteur een aantal aangiften van voorgaande jaren, waaronder de aangifte over 2011, heeft beoordeeld en de daarin aangegeven rente in aftrek heeft geaccepteerd. Belanghebbende stelt dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
4.6.
De inspecteur voert aan dat het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011 kennelijk zonder nader onderzoek is toegewezen en dat belanghebbende het door hem gestelde verder niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.7.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende geen stukken heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het door hem gestelde juist is. Naar het oordeel van de rechtbank kan bovendien aan het gegeven dat de rente in aftrek is geaccepteerd voor een voorgaand jaar, niet het vertrouwen worden ontleend dat de aftrek ook voor 2016, 2018 en 2020 wordt aanvaard, omdat de situatie in een bepaald jaar niets zegt over het verloop van de lening na dat jaar.
Belastingrente
4.8.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikkingen. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikkingen.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de navorderingsaanslag, de primitieve aanslagen en de belastingrentebeschikkingen in stand blijven.
5.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ook krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 17 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
3.Artikel 3.119a, lid 1, letter a Wet IB 2001.
4.Artikel 3.119a, lid 2, letter a en b, Wet IB 2001.
5.Artikel 3.123 Wet IB 2001.
6.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1692.