Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.B.M. Poppelaars, baronielaan 95, 4818 PC Breda
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door een verzoeker die verdacht werd van misdrijven aangaande de Opiumwet. De verzoeker, geboren in 2002 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.B.M. Poppelaars, had verzocht om zijn strafzaak als beëindigd te verklaren, omdat er een lange periode van inactiviteit was geweest aan de zijde van het Openbaar Ministerie. De verzoeker was op 2 juli 2022 aangehouden, maar er was sindsdien geen voortgang in de strafzaak. De officier van justitie had op 26 augustus 2023 besloten tot dagvaarding, maar de zaak was nog niet op zitting gepland vanwege zittingscapaciteit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een langere periode van inactiviteit was, maar dat het onderzoek niet volledig stil had gelegen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet de redelijke verwachting had kunnen hebben dat er geen strafvervolging meer zou plaatsvinden, gezien de aard van de verdenkingen en het feit dat er nog steeds een tenlastelegging was opgesteld. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de strafzaak afgewezen, waarbij het belang van de verzoeker om duidelijkheid te krijgen over de vervolging voorop stond. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende.