In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeksters, die in een woning in [plaats 1] wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Halderberge om hun woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na een politie-inval op 25 juni 2024, waarbij grote hoeveelheden hard- en softdrugs, contant geld en wapens werden aangetroffen. De burgemeester had de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen drugs en de omstandigheden die duiden op drugshandel. Verzoeksters betwisten de noodzaak van de sluiting en stellen dat zij niet op de hoogte waren van de drugs in de woning. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeksters, waaronder psychische klachten van [verzoeker 1], tegen de ernst van de overtredingen en de noodzaak van handhaving. Uiteindelijk wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en blijft de sluiting van de woning voor zes maanden in stand.