ECLI:NL:RBZWB:2024:6268

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
24/5939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet na aantreffen van grote hoeveelheden drugs en contant geld

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeksters, die in een woning in [plaats 1] wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Halderberge om hun woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na een politie-inval op 25 juni 2024, waarbij grote hoeveelheden hard- en softdrugs, contant geld en wapens werden aangetroffen. De burgemeester had de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen drugs en de omstandigheden die duiden op drugshandel. Verzoeksters betwisten de noodzaak van de sluiting en stellen dat zij niet op de hoogte waren van de drugs in de woning. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeksters, waaronder psychische klachten van [verzoeker 1], tegen de ernst van de overtredingen en de noodzaak van handhaving. Uiteindelijk wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en blijft de sluiting van de woning voor zes maanden in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5939 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats 1] , verzoeksters

(gemachtigde: mr. T. Roggenkamp),
en

De burgemeester van de gemeente Halderberge

(gemachtigde: mr. J. Ritzen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [stichting] uit [plaats 2] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeksters om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester van 1 augustus 2024. Bij dat besluit is besloten om de woning aan [adres] in [plaats 1] te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met hun verzoek willen zij bereiken dat het besluit van de burgemeester wordt geschorst tot nadat op hun bezwaar is beslist.
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. [stichting] heeft ook gereageerd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeksters met hun gemachtigde en namens de burgemeester de gemachtigde en [naam] . [stichting] heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeksters wonen in de woning aan [adres] in [plaats 1] (hierna: de woning). Zij huren deze woning van [stichting] .
2.1.
Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 3 juli 2024 blijkt dat op 25 juni 2024 naar aanleiding van een lopend onderzoek naar een straatroof door de politie werd binnengetreden in de woning ter aanhouding en inbeslagneming. Bij de doorzoeking van de woning werd één persoon aangehouden (de zoon respectievelijk het broertje van verzoeksters) en werden verdovende middelen, lachgas, geld, wapens (niet zijnde vuurwapens), knalpatronen en een gestolen scooter in beslag genomen.
Over het binnentreden in de woning meldt de politie in de rapportage het volgende. Op het moment dat politieambtenaren de trap naar zolder wilden oplopen, roken zij een wiet/hennep geur. Op zolder werden diverse zakken hennep aangetroffen, die direct in het zicht lagen. Op de zolder stond een wasmachine en droger en er hing vrouwenkleding in kleinere en grotere maten te drogen. Dit deed de politie vermoeden dat deze ruimte werd gedeeld door alle bewoners. De geur van wiet/hennep was op de overloop bij de trap naar zolder te ruiken. Om bij de badkamer te komen moet je voorbij deze trap lopen.
In de rapportage staat verder dat de aangetroffen middelen door de politie worden gewogen en nader onderzocht. Op dat moment waren de onderzoeksresultaten van de grootste partijen drugs beschikbaar. Uit het onderzoek bleek tot dan toe het volgende:
  • 190,9 gram (bruto) witte brokken testte indicatief positief op cocaïne/crack;
  • 713,5 gram (netto) pillen (zak met geschat ca. 1800 pillen) testte indicatief positief op opiaten;
  • 1.929,1 gram (netto) henneptoppen; en
  • 541,9 gram (bruto) henneptoppen.
Bovengenoemde goederen werden aangetroffen op zolder.
In de kluis in de schuur zat € 10.435 in pakketten met bankbiljetten in verschillende coupures.
2.2.
De burgemeester heeft aan [stichting] en aan verzoekster [verzoeker 1] kenbaar gemaakt dat hij voornemens is de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. Zij zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen en hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.3.
Met het bestreden besluit van 1 augustus 2024 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 8 augustus 2024 voor een periode van zes maanden.
2.4.
De burgemeester heeft de sluiting van de woning opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.5.
Op 26 augustus 2024 heeft de burgemeester een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie ingebracht in deze procedure. In die bestuurlijke rapportage is de vindplaats van de aangetroffen verdovende middelen nader gespecificeerd. Vrijwel de meeste drugs werden aangetroffen op de zolder van de woning, met uitzondering van het navolgende.
In de keuken werd aangetroffen:
  • 32 XTC-pillen in 7 zakjes (indicatief positief getest amfetamine);
  • 9,3 gram bruto hennep (indicatief positief getest);
  • 4 stuks opiaat (indicatief positief getest amfetamine);
  • 5 stuks opiaat (indicatief positief getest amfetamine);
  • 50,4 gram bruto hennep (indicatief positief getest); en
  • 5,2 gram bruto cocaïne (indicatief positief getest).
Op het toilet werd aangetroffen:
  • 929,4 gram bruto kristalachtige substantie (onbekende substantie, naar NFI); en
  • 490 ml bruto GHB (indicatief positief getest).
In de voorraadkast werd aangetroffen:
  • 100,5 gram bruto hasj (Lemon Kush) (indicatief positief getest); en
  • 14,8 gram bruto hennep in diverse gripzakjes (indicatief positief getest).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
4. De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.1.
Uit de bestuurlijke rapportages blijkt dat in de woning grote hoeveelheden hard- en softdrugs zijn aangetroffen. Daarnaast zijn attributen aangetroffen die duiden op feitelijke drugshandel vanuit de woning, zoals wapens en een kluis in de schuur met pakketten bankbiljetten (in totaal € 10.435,-).
4.2.
Dat dit werd aangetroffen door de politie wordt door verzoeksters niet betwist. Verzoeksters stellen dat zij geen weet hebben gehad van de drugs, omdat zij nooit op de zolder kwamen. Persoonlijke verwijtbaarheid is niet vereist voor het ontstaan van de bevoegdheid om te sluiten. Wel speelt de (mate van) verwijtbaarheid een rol bij de beoordeling of woningsluiting in dit geval evenredig is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten is gegeven.
4.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeksters ook aangegeven dat de bevoegdheid van de burgemeester om te sluiten op zichzelf niet wordt betwist. Het bezwaar spitst zich toe op de vraag of de burgemeester van die bevoegdheid gebruik kon maken in dit geval.
Heeft de burgemeester de bevoegdheid om de woning te sluiten kunnen gebruiken?
5. De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of, en zo ja op welke wijze, hij van zijn bevoegdheid gebruik maakt.
5.1.
De burgemeester hanteert ter zake van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet het beleid dat is neergelegd in het ‘Damoclesbeleid gemeente Halderberge’ (het beleid).
Op grond van dit beleid volgt op een eerste overtreding, als in een woning of op de daarbij behorende erven een handelshoeveelheid harddrugs wordt verkocht, afgeleverd verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is, een sluiting voor de duur van drie maanden. Verder staat in het beleid dat er sprake kan sprake zijn van verzwarende dan wel verlichtende omstandigheden waardoor een langere/kortere sluitingstermijn wordt gehanteerd. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om in een specifiek geval een waarschuwing op te leggen.
De sluitingsduur die geldt bij de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden wordt per geval bepaald, maar de sluitingstermijn zal nooit langer zijn dan de termijn die bij een eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, kan onder andere rekening worden gehouden met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.
De burgemeester vindt in dit geval een sluiting voor de duur van zes maanden gerechtvaardigd vanwege de volgende verzwarende omstandigheden:
  • er is sprake van een significante overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen; en
  • er waren grote sommen contant geld aanwezig.
5.2.
[stichting] heeft in haar zienswijze voorafgaande aan het bestreden besluit een kortere sluitingsduur van drie maanden bepleit. Zij stelt belang te hebben bij het voorkomen van een negatieve uitstraling voor de woonomgeving, verloedering van de wijk en verminderde verhuurbaarheid van haar woningen. Woonkwartier stelt voorts over te gaan tot (rechts)maatregelen tegen de huurder.
5.3.
De burgemeester heeft [stichting] hierin niet gevolgd in het bestreden besluit. De voorzieningenrechter constateert dat [stichting] die stelling in deze procedure niet heeft herhaald en zelf ook geen verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend.
6. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf, dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
6.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt hierna of de burgemeester terecht tot sluiting van de woning heeft besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht, zoals weergegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2022 [1] . De voorzieningenrechter maakt in lijn met voormelde uitspraak bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid tussen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting als maatregel.
Geschiktheid
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de sluiting van een woning in voorkomend geval een geschikt middel kan zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft. Een sluiting van een woning moet echter ook noodzakelijk en evenwichtig zijn.
Noodzakelijkheid
8. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Een sluiting van meer dan zes maanden kan onevenredig zijn als er geen aanwijzingen voor drugshandel vanuit de woning zijn. Niettemin kan een sluiting noodzakelijk zijn door andere omstandigheden. Dit kan zich voordoen bij recidive, handel in harddrugs of ligging van de woning in een kwetsbare wijk. [2]
8.1.
De burgemeester vindt een sluiting van de woning voor zes maanden noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Er is een grote hoeveelheid harddrugs en softdrugs aangetroffen en daarnaast grote sommen contant geld, een gestolen scooter en verboden munitie. Het is volgens de burgemeester algemeen bekend dat drugsnetwerken het gebruik van geweld niet schuwen. De burgemeester beoordeelt deze situatie als zodanig ernstig dat hij niet kan volstaan met een waarschuwing; een sluitingsduur van zes maanden is nodig om het perceel en woning te onttrekken aan het drugscircuit, om herhaling te voorkomen en om een signaal af te geven dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit, wat in de provincie Noord-Brabant een groot probleem is. Een waarschuwing of een sluiting van kortere duur acht hij niet afdoende om bovengenoemde risico’s te verminderen dan wel weg te nemen. Daarnaast is de burgemeester van mening dat dergelijke maatregelen zich niet verdragen met de ernst en omvang van de aangetroffen situatie.
8.2.
Verzoeksters voeren aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Eventuele overlast wordt door de burgemeester niet onderbouwd of geconcretiseerd. Op geen enkele manier heeft de burgemeester de gestelde loop naar het pand onderbouwd, en ook wordt in de bestuurlijke rapportages niet duidelijk gemaakt op welke manier de drugs verhandeld zouden zijn. Er zijn geen handelingen met drugsactiviteiten gebleken. De woning is sinds het aantreffen van de drugs gewoon open geweest. Als daadwerkelijk het doel was geweest om de vermeende loop naar het pand weg te halen, dan had er direct handhavend opgetreden moeten worden, zo stellen verzoeksters. Door het tijdsverloop sinds de inval op 25 juni 2024 lijkt er meer sprake te zijn van een punitieve sanctie dan een reparatoire sanctie. Ook is niet gebleken dat de woning op een andere manier een rol vervult in het criminele circuit. De doorzoeking heeft niet plaatsgevonden in verband met een verdenking in het kader van de Opiumwet, maar zag op een heel andere melding; een signaal van drugshandel was er niet.
8.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in het besluit en met de toelichting ter zitting voldoende onderbouwd dat het noodzakelijk is dat de woning wordt gesloten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De gemachtigden van de burgemeester hebben gewezen op de zeer grote hoeveelheden en veelheid aan soorten harddrugs en softdrugs die in de woning aanwezig waren, in combinatie met grote sommen geld in pakketten en munitie. Dit duidt erop dat de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, dan wel daartoe aanwezig waren, en dus dat de woning onderdeel is (geweest) van de drugsketen. Dat niet is gebleken van meldingen of overlast, is dan niet vereist. Daarbij wijst de burgemeester ook op de erkende betrokkenheid van de zoon/het broertje van verzoeksters bij de drugs en zijn eerdere veroordelingen in 2023 en 2024 voor handel in harddrugs en bezit van hard- en softdrugs. Dat deze persoon ook nu nog – hoewel met een enkelband – in de woning verblijft, betekent dat de noodzaak om de woning te sluiten nog aanwezig is. Ten slotte stelt de burgemeester dat de woning weliswaar niet is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk, maar dat in feite de hele regio kwetsbaar is en dat het dorp [plaats 1] , waar in meerdere panden drugslaboratoria of handelshoeveelheden zijn aangetroffen, daarop geen uitzondering vormt.
Evenwichtigheid
9. Als sluiting van de woning al noodzakelijk wordt geacht, neemt dit niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen de vraag of verzoeksters een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt.
9.1.
Volgens de rechtspraak van de ABRvS moet bij de beoordeling van de verwijtbaarheid het volgende worden meegewogen. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een hoofdbewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de hoofdbewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht en dat dat mede afhankelijk is van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de hoofdbewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt.
9.2.
De burgemeester stelt dat de bewoners en de eigenaar onmiskenbaar een groot belang hebben bij het blijven beschikken over de woning. Dit maakt handhavend optreden echter niet per se onredelijk. De wetgever heeft bewust woningen onder de werking van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor eigenaren en gebruikers van woningen. Voor de huurder en de eigenaar van een pand is een sluitingsmaatregel zeer ingrijpend. De omvang en aard van de aangetroffen middelen, in combinatie met de aangetroffen munitie en grote sommen contant geld, maken dat de burgemeester het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder laat wegen dan de belangen van de bewoners en de eigenaar. Het belang van bestrijding van drugshandel, de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde wegen naar zijn mening zwaarder dan het belang van het geopend laten van de woning. De burgemeester acht het daarom gerechtvaardigd gebruik te maken van de hem in artikel 13b van de Opiumwet gegeven bevoegdheid tot sluiting hiervan voor zes maanden.
9.3.
Verzoeksters voeren aan dat zij er zwaarwegende persoonlijke belangen bij hebben dat de woning niet wordt gesloten. [verzoeker 1] kampt al jaren met psychische klachten en heeft daarvan ook stukken ingebracht. Er is ingezet op medicatie en behandeling (opname PAAZ in 2019). ‘Life events’, zoals de inval in de woning, zorgen voor toename van haar klachten. Om met deze klachten om te gaan is een veilige omgeving en het hebben van een stabiele thuissituatie noodzakelijk. [verzoeker 1] heeft veelvuldig contact met haar huisarts, die vlakbij de woning praktijk houdt. Het feit dat zij zo dicht bij haar huisarts woont, is voor [verzoeker 1] een enorme geruststelling. Verzoeksters vinden hun situatie gelijk aan die beschreven in de uitspraak van de ABRvS van 25 oktober 2023 [3] . [verzoeker 2] volgt een opleiding en werkt daarnaast in [plaats 1] . Zij maakt zich grote zorgen over haar moeder en wil bij haar moeder blijven om voor haar te zorgen. Vooralsnog is niet duidelijk waar verzoeksters zouden kunnen verblijven en zij zullen dus mogelijk op straat komen te staan.
9.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hier geen sprake is van een situatie waarin elke verwijtbaarheid van verzoeksters ontbreekt. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat de drugs op veel verschillende plekken in de woning aanwezig waren, zodat verzoeksters redelijkerwijs op de hoogte konden zijn van de aanwezigheid van de drugs in de woning of daar meer alert op hadden moeten zijn. De verklaring ter zitting dat de zoon/het broertje als enige op zolder kwam en als enige de wastaken op zich had genomen, acht de voorzieningenrechter zonder meer niet aannemelijk. Bovendien heeft de politie opgemerkt dat een hennepgeur waarneembaar was op de overloop die leidt tot de trap naar zolder.
Ten aanzien van de medische situatie van [verzoeker 1] overweegt de voorzieningenrechter dat zij heeft onderbouwd dat zij psychisch kwetsbaar is en dat haar psychische klachten nu zijn verergerd door de situatie waar zij sinds de inval op 25 juni 2024 in terecht is gekomen. Zij heeft haar behandelaar voorgesteld dat zij opnieuw wordt opgenomen. Ter zitting heeft [verzoeker 1] verklaard dat haar behandelaar ook wil dat ze wordt opgenomen, maar dat zij in de huidige omstandigheden dat niet kan. De argumenten [4] op grond waarvan de burgemeester de sluiting evenwichtig vindt, betreffen veelal algemeenheden die op elke woningsluiting betrekking hebben. Enkel de summiere overweging dat de klachten van [verzoeker 1] niet maken dat zij een bijzondere binding met de woning heeft en daardoor aan de woning gebonden is, is toegesneden op de persoon. Ter zitting zijn de gemachtigden van de burgemeester bij dit standpunt gebleven.
Hoewel de burgemeester in zijn motivering meer blijk had kunnen geven oog te hebben voor de persoonlijke situatie van [verzoeker 1] , acht de voorzieningenrechter het bestreden besluit bij de huidige stand van zaken voldoende gemotiveerd. [verzoeker 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zodanig aan de woning gebonden is dat zij in een crisissituatie zal komen door een gedwongen verhuizing. De voorzieningenrechter weegt verder mee dat de gemachtigden van de burgemeester tijdens de zitting hebben uitgesproken bereid te zijn mee te kijken naar een passende woonoplossing, maar dat de burgemeester tot dan toe geen verzoek daartoe heeft ontvangen. De voorzieningenrechter is (verder) ook niet gebleken dat verzoeksters zelf actief naar woonruimte hebben gezocht sinds het voornemen tot sluiting van de woning. Verder had het in dit geval op de weg van verzoeksters gelegen om zich in een eerder stadium tot de gemeente te wenden met hun hulpvraag.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de situatie van verzoeksters niet één-op-één vergelijkbaar is met de zaak waarnaar zij verwijzen. Verzoeksters hebben niet gesteld dat zij beperkte financiële middelen hebben, en zij staan niet onder bewind. De huurovereenkomst zal door de verhuurder worden ontbonden, maar verzoeksters worden niet geplaatst op een zwarte lijst.
De voorzieningenrechter komt, alle omstandigheden afwegende, tot de slotsom dat de burgemeester sluiting van de woning voor zes maanden evenwichtig heeft mogen achten.
Conclusie en gevolgen
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de sluiting van de woning voor een periode van zes maanden heeft mogen gelasten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 10 september 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1 en ABRvS 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715, r.o. 5.2.1.
4.Zie onder 9.2 van deze uitspraak.