ECLI:NL:RBZWB:2024:625

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en terugvordering van te veel betaalde bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarbij haar recht op algemene en bijzondere bijstand over de periode van 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 is ingetrokken en het te veel aan verleende bijstand van in totaal € 9.449,07 is teruggevorderd. Eiseres ontving sinds 9 juni 2016 een bijstandsuitkering en stond onder beschermingsbewind. Het college startte een rechtmatigheidsonderzoek na een anonieme melding dat eiseres via Marktplaats veel kleding verkocht en in luxe leefde. Uit het onderzoek bleek dat eiseres in de genoemde periode 706 advertenties op Marktplaats had geplaatst, wat volgens het college duidt op handel in plaats van incidentele verkoop van privégoederen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet alle verkopen en inkomsten tijdig te melden bij het college. De rechtbank benadrukte dat het college de bewijslast heeft om aan te tonen dat eiseres informatie heeft verzuimd te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van eiseres op Marktplaats niet als incidentele verkoop van privégoederen kunnen worden aangemerkt, maar als op geld waardeerbare activiteiten. Eiseres had haar verkopen en de daaruit verkregen inkomsten volledig moeten melden.

De rechtbank oordeelde verder dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en de te veel betaalde bijstand heeft teruggevorderd. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/111 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.C.M. Welten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, college.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 november 2022 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens het college mr. A.D.M. Rombouts.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college waarbij het recht op algemene en bijzondere bijstand van eiseres over de periode van
30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 door het college is ingetrokken en het te veel aan verleende bijstand van in totaal € 9.449,07 is teruggevorderd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontvangt sinds 9 juni 2016 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Zij staat sinds 11 januari 2019 onder beschermingsbewind en ontvangt maandelijks bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Op 2 februari 2022 is een anonieme burgermelding gedaan waarin wordt gesteld dat eiseres via Marktplaats veel kleding en dergelijke verkoopt en dat zij in luxe leeft. Het college is vervolgens een rechtmatigheidsonderzoek gestart. Uit dit onderzoek is volgens het college gebleken dat eiseres in de periode van 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 in totaal 706 advertenties op Marktplaats heeft geplaatst. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in een rapport van 1 juni 2022.
Met het besluit van 21 juni 2022 (primair besluit I) heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres over de periode 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 ingetrokken, omdat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden omtrent haar inkomenssituatie. Eiseres heeft geen volledige opgave verstrekt van haar handel op Marktplaats. Hierdoor kon het college het recht op bijstand niet meer vaststellen.
Met het besluit van 7 juli 2022 (primair besluit II) heeft het college het te veel aan verleende algemene bijstand over de periode 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 tot een bedrag van € 8.471,29 teruggevorderd.
Met het besluit van 8 juli 2022 (primair besluit III) heeft het college het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering van eiseres over de periode 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 ingetrokken, omdat eiseres in deze periode geen recht meer heeft op een algemene bijstandsuitkering. Daarbij vermeldt het college dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden omtrent haar inkomenssituatie.
Met het besluit van 20 juli 2022 (primair besluit IV) heeft het college het te veel aan verleende bijzondere bijstand over de periode 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022
van € 977,78 teruggevorderd.
Eiseres heeft op 26 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten III en IV.
Bij brief van 17 oktober 2022 heeft eiseres aangevoerd dat het bezwaarschrift mede gericht wordt geacht tegen de primaire besluiten I en II. Het college heeft hiermee ingestemd.
Met het bestreden besluit van 24 november 2022 heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt verweerder
3.1
Uit het onderzoek blijkt dat eiseres in de periode van 30 augustus 2021 tot en met
24 maart 2022 via twee verschillende Marktplaatsaccounts in totaal 244
uniekeadvertenties heeft geplaatst. Gelet op de omvang en het relatief korte tijdsbestek is het college van mening dat geen sprake is van incidentele verkoop van privégoederen, maar van op geld waardeerbare activiteiten in de vorm van internethandel.
3.2
Eiseres heeft verschillende advertenties na korte tijd verwijderd en vervolgens opnieuw geplaatst. Zij verkoopt ook spullen van derden, wat meer duidt op handel dan op incidentele verkoop van privégoederen. Ook varieert de aangeboden kleding in maat. Eiseres heeft in de te beoordelen periode weliswaar vijf keer aan het college doorgegeven dat zij goederen via Marktplaats heeft verkocht, maar dit zijn niet alle verkopen. Eiseres heeft de inlichtingenplicht geschonden en zelf geen deugdelijke administratie bijgehouden, waardoor het recht op algemene en bijzondere bijstand niet kan worden vastgesteld. Het college was dan ook gehouden de uitkering van eiseres in te trekken en terug te vorderen.
Standpunt eiseres
4. Eiseres meent dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Zij heeft meerdere malen melding gemaakt bij het college dat er spullen via Marktplaats verkocht zouden worden. Zij heeft uitvoerig uiteengezet dat het aantal geconstateerde advertenties niet representatief is voor de daadwerkelijke verkopen. Het verwijderen en opnieuw aanbieden van advertenties duidt niet op handel, maar hangt samen met haar impulsieve persoonlijkheid. Ten slotte kunnen de door eiseres ingebrachte stukken wel degelijk tot het bewijs in haar voordeel strekken.
Juridisch kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6.1
De rechtbank beoordeelt of het college het recht op (algemene en bijzondere) bijstand over de te beoordelen periode van 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 terecht heeft ingetrokken en de over deze periode teveel betaalde bijstand van in totaal
€ 9.449,07 terecht heeft teruggevorderd.
6.2
Voorop staat dat het hier gaat om een voor eiseres belastend besluit, namelijk de intrekking van het recht op (bijzondere) bijstand, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de bewijslast in beginsel niet op eiseres maar op het college rust. Derhalve ligt het op de weg van het college om aannemelijk te maken dat eiseres heeft verzuimd informatie te verstrekken over haar inkomsten uit zelfstandige activiteiten op Marktplaats, waarbij zij gedurende de te beoordelen periode haar inlichtingenplicht zou hebben geschonden.
6.3
Het geding spitst zich toe op de vraag of er sprake is van Marktplaatshandel en of eiseres haar inlichtingenverplichting over deze handel heeft geschonden, zodat het recht op bijstand niet meer is vast te stellen.
Marktplaatsactiviteiten
7.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is het voor ontvangers van een bijstandsuitkering niet verboden om goederen via internet te verkopen, op voorwaarde dat dit en de daaruit verkregen inkomsten op tijd worden gemeld aan het college. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat dat in beginsel niet hoeft te worden gemeld.
7.2
Volgens het college was gelet op de omvang en het relatief korte tijdsbestek van de activiteiten op Marktplaats geen sprake van incidentele verkoop van privégoederen, maar van handel, en heeft eiseres haar inlichtingenplicht geschonden door deze handel niet te melden.
7.3
Uit het ‘Rapport toezicht rechtmatigheid uitkering Participatiewet’ van 1 juni 2024 blijkt dat gedurende de beoordelingsperiode via de twee accounts van eiseres in totaal 224 unieke advertenties op Marktplaats zijn geplaatst (zie par. 3.6 van het rapport). Daarin zijn verschillende soorten artikelen te koop aangeboden, met name (merk)kleding. Gelet op de omvang van de activiteiten op Marktplaats en het relatief korte tijdsbestek - de periode van 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022 - waarin de advertenties zijn geplaatst, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van incidentele verkoop van privégoederen, maar van op geld waardeerbare activiteiten. Hierbij merkt de rechtbank op dat ook als wordt uitgegaan van het door eiseres ter zitting geschatte aantal van 140 unieke advertenties, geen sprake is van incidentele verkoop van privégoederen, maar van op geld waardeerbare activiteiten.
7.4
Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat de activiteiten op Marktplaats van invloed konden zijn op (de omvang van) het recht op bijstand. Zij had deze activiteiten daarom destijds uit zichzelf en volledig moeten melden bij het college. Door niet alle activiteiten op Marktplaats te melden heeft eiseres de inlichtingenverplichting in de te beoordelen periode geschonden. Dat eiseres in de te beoordelen periode wel melding heeft gemaakt van een vijftal verkopen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiseres had immers al haar verkopen en de inkomsten daaruit tijdig moeten melden bij het college.
Bijstandbehoevende omstandigheden
8.1
Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Indien na de schending van de inlichtingenverplichting de door de betrokkene gestelde en aannemelijk gemaakte feiten geen grondslag bieden voor een precieze vaststelling van het recht op bijstand, dan is het bijstandverlenend orgaan gehouden schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag de betrokkene in ieder geval wel recht op bijstand zou hebben op basis van de vaststaande feiten. [2]
8.2
Eiseres heeft bevestigd dat zij geen administratie heeft bijgehouden van de door haar verkochte artikelen. Zij is van mening is dat het recht op bijstand op basis van de door haar overgelegde foto’s schattenderwijs kan worden vastgesteld.
8.3
De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt. Zij is van oordeel dat de door eiseres overgelegde foto’s, het door eiseres achteraf opgestelde Excel-overzicht en de bankafschriften geen deugdelijke en sluitende administratie vormen. Deze stukken zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen hoe hoog de inkomsten zijn geweest.
Op basis van de overgelegde kopieën van foto’s kan niet worden geconcludeerd dat het daadwerkelijk om de op Marktplaats aangeboden artikelen gaat. Bovendien levert het te koop aanbieden ook handel op. Daar komt bij dat eiseres ter zitting heeft verklaard ook contant geld te hebben ontvangen voor haar verkopen. Hiervan heeft zij geen kasboek of andere vorm van administratie of boekhouding bijgehouden, zodat ook niet aan de hand van bankafschriften schattenderwijs een berekening kan worden gemaakt. Er zijn verder onvoldoende aanknopingspunten om schattenderwijs tot een vaststelling van het recht op bijstand te komen. Door het schenden van de inlichtingenplicht en het nalaten een deugdelijke administratie bij te houden, heeft eiseres het risico genomen dat zij achteraf niet meer kan beschikken over bewijsstukken om de omvang van de werkzaamheden of de hoogte van de inkomsten aannemelijk te maken. De gevolgen daarvan moeten voor haar rekening blijven. [3]
8.4
Nu het recht op bijstand niet is vast te stellen als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting was het college op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet gehouden de bijstand in te trekken. Het college heeft de algemene bijstandsuitkering en verstrekte bijzondere bijstand van eiseres naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht ingetrokken over de te beoordelen periode van 30 augustus 2021 tot en met 24 maart 2022.
Terugvordering
9. Het college was ook verplicht de te veel betaalde (algemene en bijzondere) bijstand in de te beoordelen periode terug te vorderen op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet. Niet is gebleken van dringende redenen om de terugvordering te matigen of daarvan af te zien. Tegen de berekening van de hoogte van de terugvordering van in totaal
€ 9.449,07 zijn ook geen beroepsgronden gericht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot
toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting,
bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste lid
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1089.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:133.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2563.