ECLI:NL:RBZWB:2024:6124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/9839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen na een dwarslaesie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om rijgeschiktheid te worden verklaard voor het besturen van een vrachtwagen, zware camper, aanhangwagen achter een vrachtwagen en een trekker met oplegger beoordeeld. Eiser had eerder een ongeval gehad in mei 2021, waarbij hij een dwarslaesie opliep. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had zijn verzoek om rijgeschiktheid afgewezen met een besluit van 13 april 2023, en bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar op 16 augustus 2023.

De rechtbank oordeelt dat het CBR ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden tijdens de bezwaarprocedure, wat had kunnen leiden tot een beter begrip van de situatie van eiser en mogelijke oplossingen. De rechtbank stelt vast dat de geschiktheid om motorrijtuigen te besturen individueel moet worden beoordeeld, vooral gezien de specifieke omstandigheden van eiser. De rechtbank concludeert dat het CBR onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat het bestreden besluit onvolledig is onderbouwd.

De rechtbank vernietigt het besluit van het CBR en draagt hen op om binnen 12 weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten, die door het CBR moet worden betaald. De rechtbank benadrukt dat het CBR in de nieuwe procedure moet onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de beperkingen van eiser te compenseren met aangepaste gordels of stoelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9839

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigden: mr. K. van Overloop en mr. A.M. Tibbe),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om weer rijgeschikt te worden verklaard voor het rijden in een vrachtwagen, zware camper, aanhangwagen achter een vrachtwagen en een trekker met oplegger.
1.1.
Het CBR heeft dit verzoek met het besluit van 13 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is het CBR bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR. Verder zijn verschenen: [naam 3] (Volvo), [werkgever eiser] (werkgever eiser) en [arbeidsdeskundige] (arbeidsdeskundige), allen meegebracht door eiser.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in mei 2021 een ongeval gehad, waarbij hij een dwarslaesie heeft opgelopen.
2.1.
Eiser heeft verzocht om rijgeschikt te worden verklaard voor het rijden in een aangepaste personenauto, bestelauto, aanhangwagen achter auto, T-rijbewijs, vrachtwagen, zware camper, aanhangwagen achter vrachtwagen en een trekker met oplegger.
2.2.
Bij besluit van 13 april 2023 is hij wel rijgeschikt verklaard voor het rijden in een aangepaste auto, bestelauto, aanhangwagen achter auto en het T-rijbewijs, maar niet voor het rijden in een vrachtwagen, zware camper, aanhangwagen achter vrachtwagen en een trekker met oplegger. Het CBR heeft bovendien geweigerd om eiser een rijtest in een aangepaste vrachtwagen af te laten leggen.
2.3.
Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.4.
Bij besluit van 16 augustus 2023 is het CBR bij de weigering gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht heeft geweigerd om een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en CE te registreren.
3.1.
Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Had eiser moeten worden gehoord in bezwaar?
4. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen hoorzitting heeft plaatsgevonden tijdens de bezwaarprocedure. De hoorzitting had kunnen worden benut om te onderzoeken of er een oplossing mogelijk is voor zijn situatie.
4.1.
Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Met het gebruik van het woord 'kennelijk' is tot uitdrukking gebracht dat slechts van het horen kan worden afgezien indien in redelijkheid geen twijfel mogelijk is omtrent het oordeel dat het bezwaar ongegrond is.
4.2.
Anders dan het CBR is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. De geschiktheid om motorrijtuigen te besturen moet immers op grond van vaste rechtspraak [1] individueel worden beoordeeld. Gegeven het feit dat er bij eiser sprake is van een stationaire motorische functiestoornis, dient onderzocht te worden of het mogelijk is zijn beperkingen op een adequate en verkeersveilige wijze te compenseren. De hoorzitting had gebruikt moeten worden om het nieuwe advies van de deskundige praktische rijgeschiktheid (DPR) van 10 juli 2023 met eiser te bespreken en hem de gelegenheid te geven op dit advies te reageren.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt.
Had eiser een rijtest moeten krijgen op grond van hoofdstuk 9 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000?
5. Eiser stelt zich, onder verwijzing naar hoofdstuk 9 van bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling), op het standpunt dat het voor de hand had gelegen dat een deugdelijke rijtest had plaatsgevonden.
5.1.
Onder verwijzing naar de vaste rechtspraak over dit punt, is de rechtbank van oordeel dat in paragraaf 7.7 van de bijlage bij de Regeling de specifieke op eiser van toepassing zijnde situatie is neergelegd en dat er daarom geen ruimte bestaat om een ander hoofdstuk uit de bijlage te betrekken. Het CBR heeft de beperking van eiser terecht aangemerkt als stationair beeld als bedoeld in paragraaf 7.7. en het letsel dient ook in die categorie geplaatst te worden. [2]
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser voldoende zitstabiliteit in onverwachte situaties of noodsituaties?
6. Eiser voert aan dat hij weliswaar een functiestoornis in zijn benen heeft, maar dat deze niet interfereert met de rijgeschiktheid, omdat hij in een aangepaste vrachtwagen met Volvo Dynamic Steering (VDS) volledig geschikt is om deel te nemen aan het verkeer. Nu zijn beide armen goed functioneren, kan hij met zijn ene hand de gas/rem handle aan het stuur bedienen en met zijn andere hand het stuurwiel. Naar de opvatting van eiser is hij daarom gelijk te stellen met iemand die functioneel eenarmig is. Met behulp van het VDS systeem zou ook het niet functioneren van zijn benen voldoende kunnen worden gecompenseerd en is de veiligheid gewaarborgd. Ten aanzien van de zitstabiliteit merkt eiser op dat hij voor zijn huidige werk als vorkheftruckchauffeur ook een goede zitstabiliteit moet hebben. In de heftruck is hiervoor een oplossing gevonden in een vierpuntsgordel. Hiermee kan ook een zitstabiliteitsprobleem in een vrachtwagen op doeltreffende wijze worden opgelost. Op zitting is daaraan nog toegevoegd dat door middel van een aangepaste stoel, in combinatie met een vierpuntsgordel, kan worden voorkomen dat eiser opzij zakt als gevolg van mogelijk onvoldoende zitstabiliteit in onverwachte situaties.
6.1.
Het CBR stelt zich op het standpunt dat eiser niet geschikt kan worden geacht voor rijbewijzen van groep 2, nu zijn benen niet functioneren als gevolg van een dwarslaesie. In paragraaf 7.7 onder b staat dwingendrechtelijk voorgeschreven dat personen met een met de rijgeschiktheid interfererende functiestoornis op grond daarvan niet in aanmerking komen voor een rijbewijs van groep 2. Het CBR heeft een lijst met fysieke basiseisen voor rijbewijzen van groep 2 overgelegd, die de DPR hanteren bij het afnemen van rijtests. In dit geval voldoet eiser niet aan de fysieke basiseis dat een bestuurder in staat zou moeten zijn om onder alle omstandigheden, inclusief onverwachte situaties en noodsituaties, het voertuig met beide handen/armen actief in beide richtingen te kunnen sturen, zodanig vlot dat voortdurende controle over het voertuig mogelijk is. Onder onverwachte situaties of noodsituaties verstaat het CBR onder meer: plotseling optredende effecten van lading (vast, vloeistof) tijdens remmen/uitwijkmanoeuvres, zijdelingse impact, spoorvorming, weersomstandigheden. Ook remmen is een taak die op elk moment en onder alle omstandigheden moet kunnen worden uitgevoerd. Omdat eiser veelal eenhandig dient te sturen omdat hij met zijn andere hand de gas/rem bedient, is dit niet mogelijk. Voor het rijden in een vrachtwagen die is uitgerust met VDS, is een belangrijke voorwaarde dat de benen goed functioneel zijn in verband met de zitstabiliteit, juist in onverwachte en in noodsituaties. Dit volgt ook uit de overgelegde ‘Volvo Dynamic Steering, Notitie praktische rijgeschiktheid’ van augustus 2022 (Notitie), waarin het CBR het rijden met een vrachtauto met VDS als compensatiemiddel voor een lichamelijke beperking van een bestuurder heeft beoordeeld.
Dat eiser in zijn vorkheftruck de zitstabiliteit heeft opgelost door het monteren van een vierpuntsgordel, kan niet tot een ander standpunt leiden omdat een vorkheftruck niet vergelijkbaar is met een vrachtwagen. Ten eerste is het gewicht vele malen hoger dan dat van een vorkheftruck en ten tweede is de snelheid hoger. Hierdoor zijn de krachten die vrijkomen in extreme situaties vele malen hoger en kan niet zondermeer worden aangenomen dat een vierpuntsgordel in die situatie voldoende is om de zitstabiliteit te garanderen. Het is ook niet mogelijk om onverwachte en noodsituaties in een rijtest te testen, omdat dit te gevaarlijk is. In die omstandigheden is een rijtest ook niet zinvol te achten.
6.2.
De rechtbank begrijpt uit de stukken dat VDS een alternatief stuursysteem is, bestaande uit een hydraulische stuurbekrachtiging, een computer die 2000 keer per seconde berekent waar de vrachtwagen naar toe gaat, wat de eigenlijke bedoeling van de chauffeur is en daar de stand van de wielen op aanpast, camera’s en een gyroscoop. Het systeem is ontwikkeld door Volvo Trucks. Volvo Trucks claimt dat VDS:
  • oneffenheden in het wegdek compenseert en trillingen opheft;
  • de stuurweerstand verlaagt met ongeveer 75% bij lage snelheden;
  • bij hogere snelheden de rijrichting vasthoudt, ook op slecht wegdek en bij sterke zijwind;
  • tijdens het rijden het stuurwiel in neutrale positie brengt en houdt.
Twee DPR’s van het CBR hebben rijtesten gedaan met een Volvo tankwagen van ruim 48.000 kg voorzien van VDS. Zij hebben gereden met hoge en lage snelheden op wegen met diverse ondergrond (wegkanteling, kuilen, spoorvorming en bermvlucht) en diverse stuuroefeningen uitgevoerd. De resultaten van deze testen hebben zij vastgelegd in de Notitie. De DPR’s hebben vastgesteld dat het besturen van de tankwagen bij lage snelheden soepel ging en dat VDS bij het rijden met één zijde in de berm, bij spoorvorming en bij plotselinge bewegingen er voor zorgde dat de combinatie (moeiteloos) rechtdoor bleef rijden. Daarnaast hebben zij een filmpje op Youtube bekeken waaruit blijkt dat de chauffeur na een klapband zijn vrachtwagen zonder problemen met één hand rechthield en voorkwam dat de vrachtwagen in de vangrail terecht kwam.
Vervolgens stellen de DPR’s dat het belangrijk is bij éénhandig sturen dat de chauffeur een juiste zitpositie en stuurhouding heeft met de schouders tegen de rugleuning en de voeten op de grond in verband met de zitstabiliteit. De chauffeur dient de juiste techniek te hebben, goed geautomatiseerd. Daarvoor dient een rijtest afgelegd te worden.
6.3.
De rechtbank stelt op basis van deze informatie vast dat een vrachtwagen uitgerust met VDS een veel grotere richtingsstabiliteit heeft dat een vrachtwagen zonder VDS. Dit betekent, naar de rechtbank begrijpt, dat de door het CBR benoemde onverwachte situaties en noodsituaties, waarbij het voertuig een abrupte zijwaartse (slinger)beweging maakt en eiser door zijn verminderde zitstabiliteit schuin in zijn veiligheidsgordel kan komen te hangen, in veel gevallen door VDS worden gecompenseerd. De Notitie beschrijft immers dat de tankwagen zonder moeite rechtdoor reed bij spoorvorming, banden in de berm, wegkantelingen en een klapband. Daarnaast leest de rechtbank in de Notitie dat de zitstabiliteit van vrachtwagenchauffeurs de afgelopen jaren in zijn algemeenheid al sterk is verbeterd door kleinere, verstelbare sturen en verstelbare stoelen, waardoor de chauffeur bij elke stuurbeweging met zijn rug tegen de stoelleuning blijft zitten.
De rechtbank stelt zich dus de vraag over welke onverwachte situaties en noodsituaties het CBR het nu nog heeft, waarbij de zitstabiliteit van eiser een grote rol speelt, en hoe vaak die situaties überhaupt nog voorkomen in het dagelijks verkeer in een vrachtwagen, uitgerust met VDS.
6.4.
Daarnaast vraagt de rechtbank zich af waarom een vierpuntsgordel of een anderszins aangepaste gordel, al dan niet in combinatie met een speciale stoel, niet voldoende zitstabiliteit zou kunnen bieden. Uit het bestreden besluit, het verweerschrift of het advies van de DPR van 10 juli 2023 blijkt niet dat deze opties zijn onderzocht of overwogen. Op de zitting stelde de DPR dat dit niet gaat werken, terwijl de vertegenwoordiger van Volvo Trucks meende dat op deze manier mogelijk wel een oplossing voor de zitstabiliteit gevonden kan worden. Hier wreekt zich dat er geen hoorzitting is geweest in de bezwaarfase waarin het CBR de zorgen over de zitstabiliteit had kunnen benoemen en met eiser (en diens werkgever en Volvo Trucks) mogelijke opties hadden kunnen doornemen en bespreken.
6.5.
Deze overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en daardoor onvolledig is onderbouwd en gemotiveerd. De vragen die de rechtbank zich stelt, zijn door het CBR nog onvoldoende beantwoord.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen of zelf in deze zaak te voorzien. Het CBR kan in de bezwaarprocedure nagaan in welke situaties de zitstabiliteit van eiser nu nog een grote rol speelt en het gesprek met eiser (met diens werkgever en Volvo Trucks) aangaan over de vraag of er mogelijkheden zijn om de beperkingen van eiser op dit punt en in die situaties te compenseren met aangepaste gordels en/of stoel.
8. Het CBR moet het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het CBR moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het CBR op om binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak een nieuwe
beslissing op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat het CBR het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het CBR tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2024 door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Jonkers, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994

1. Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief, slechts afgegeven aan degene die:
(…)
blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek (…) beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid (…)
(…)
(…)
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste
lid, onderdeel b.

Artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000

De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Hoofdstuk 2 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000: Algemene opmerkingen
Groep 1 en groep 2
In de hierna volgende hoofdstukken worden de eisen geformuleerd voor het beoordelen van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen. Daarbij wordt de indeling in rijbewijssoorten gehanteerd zoals aangegeven in de derde Europese richtlijn betreffende het rijbewijs 2006/126/EG: groep 1 (categorie A1, A2, A, B, BE, B+code 96) en groep 2 (rijbewijscategorieën C, C1, CE, C1E, D, D1, DE, D1E).
Geschiktheid
Vervolgens wordt het begrip geschiktheid gebruikt. Geschiktheid heeft betrekking op de lichamelijke en geestelijke kwaliteiten op grond waarvan een persoon wel of niet, of voor een beperkte tijdsduur dan wel op voorwaarden, geschikt is voor het besturen van een motorrijtuig. De vaststelling van de geschiktheid voor één of meer rijbewijscategorieën geschiedt door middel van registratie van de verklaring van geschiktheid door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) in het rijbewijsregister van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Hoofdstuk 7 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000: Neurologische aandoeningen
Paragraaf 7.7 Stationaire beelden, waaronder (…) dwarslaesies
B.Deze personen zijn ongeschikt voor rijbewijzen van groep 2. Slechts bij afwezigheid van met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen interfererende lichamelijke en geestelijke functiestoornissen, kunnen zij geschikt worden verklaard voor een termijn van maximaal vijf jaar. Voor de beoordeling van de geschiktheid is een specialistisch rapport vereist.
Bij een vermoeden van een met de geschiktheid interfererende motorische functiestoornis, kan ter uitsluiting daarvan een rijtest met een deskundige praktische geschiktheid van het CBR worden gevraagd. Het CBR heeft hiervoor een uitvoerig protocol.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1522.
2.ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1522