ECLI:NL:RBZWB:2024:6115
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag met terugwerkende kracht en de beperking daarvan
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag van eiser, die drie kinderen heeft die in Marokko wonen, afgewezen met het besluit van 11 oktober 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de Svb bleef bij de afwijzing. Uiteindelijk heeft de Svb op 5 juli 2023 het eerdere besluit ingetrokken en kinderbijslag toegekend met ingang van het 2e kwartaal 2021. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd, waarbij hij stelt recht te hebben op kinderbijslag met terugwerkende kracht tot vóór het 2e kwartaal 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 behandeld. Eiser is van mening dat hij recht heeft op kinderbijslag vanaf het 2e kwartaal 2020, omdat hij eerder een aanvraag had ingediend. De Svb stelt echter dat de kinderbijslag slechts met een maximale terugwerkende kracht van één jaar kan worden toegekend, conform artikel 14 van de AKW. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht de kinderbijslag met terugwerkende kracht van één jaar heeft toegekend, aangezien de aanvraag van eiser op 23 juni 2022 is ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 19 juli 2024.