In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om algemene bijstand op grond van de Participatiewet. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Tholen, omdat eiser niet voldoende had aangetoond dat het tegoed op zijn Duitse bankrekening niet tot zijn middelen behoort. Eiser had op 30 juni 2022 een aanvraag ingediend, maar het college concludeerde dat het saldo op de rekening, dat op 30 augustus 2022 € 87.764,84 bedroeg, boven de wettelijke vermogensgrens van € 6.505,- ligt. Eiser stelde dat het tegoed op de rekening niet aan hem toebehoort, maar aan het kerkgenootschap waarvan hij procurator-generaal is. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het tegoed niet tot zijn vermogen behoort.
Daarnaast betwistte eiser de afwijzing van zijn schuld aan mevrouw [naam], die volgens hem in een vaststellingsovereenkomst was vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de schuld niet voldoende aannemelijk was gemaakt, omdat eiser geen objectieve en verifieerbare gegevens had overgelegd. Hierdoor kon de schuld niet worden meegenomen bij de vaststelling van zijn vermogenspositie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiser geen recht had op bijstand en het griffierecht niet terugkreeg.