ECLI:NL:RBZWB:2024:6105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
21/3827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake belastbaar inkomen uit werk en woning in belastingzaak

Op 30 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een hersteluitspraak gedaan in de belastingzaak met zaaknummer BRE 21/3827. Deze uitspraak betreft een correctie op een eerdere uitspraak van 18 juli 2024, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBZWB:2024:4973. De inspecteur van de Belastingdienst had de rechtbank geïnformeerd over een telfout in de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning, ook wel aangeduid als 'box 1-inkomen'. De rechtbank constateerde dat het eerder vastgestelde bedrag van € 133.178 onjuist was en dat het juiste bedrag € 131.184 moest zijn. Deze correctie werd doorgevoerd in zowel de overwegingen als het dictum van de uitspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de fout redelijkerwijs kenbaar was voor partijen en dat de correctie noodzakelijk was om de uitspraak in overeenstemming te brengen met de juiste berekening. De rechtbank heeft de eerdere beslissing aangepast, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning nu correct is vastgesteld op € 131.184, met een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.493. Tevens is rekening gehouden met een aftrek van buitenlandse dividendbelasting en verrekeningen van loonheffing en binnenlandse dividendbelasting.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar gemaakt. Tegen deze hersteluitspraak staat geen rechtsmiddel open, en de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak blijft ongewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3827
hersteluitspraak ter verbetering van de uitspraak van de rechtbank in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Overwegingen

1. De inspecteur heeft de rechtbank bij brief van 19 augustus 2024, ontvangen door de rechtbank op 20 augustus 2024 geïnformeerd dat volgens hem in de uitspraak van de rechtbank van 18 juli 2024, gepubliceerd onder het nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:4973 (hierna: de uitspraak) een telfout is gemaakt ten aanzien van het in de uitspraak vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning, in de uitspraak ook wel genoemd “box 1-inkomen”.
1.1.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 5 van de uitspraak onder meer het volgende overwogen:
Verminderings-beschikking:
Correctie:
Wordt:
Box 1-inkomen (verhoging loon)
€ 86.860
+ € 44.32410
€ 133.178
(…)
1.2.
In het dictum van de uitspraak heeft de rechtbank conform voornoemde berekening verder, onder meer, beslist:
“De rechtbank:
[…]
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.178 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.493, waarbij rekening dient te worden gehouden met een aftrek van buitenlandse dividendbelasting van € 400 en verrekening van loonheffing van € 45.886 en binnenlandse dividendbelasting van € 397;”
1.3.
De rechtbank stelt vast dat de uitspraak een kennelijke fout bevat. In zowel de voornoemde overweging als in het dictum van de uitspraak is het belastbaar inkomen uit werk en woning door de rechtbank foutief berekend op € 133.178, terwijl uit de door de rechtbank daaraan ten grondslag gelegen rekensom een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 131.184 volgt. € 86.860 + € 44.324 telt op naar € 131.184.
1.4.
Herstel van deze fout brengt mee dat in rechtsoverweging 5 en in het dictum van de uitspraak het bedrag van € 133.178 moet worden vervangen door € 131.184. De passage in het dictum zoals onder 1.2 weergegeven komt zodoende te luiden:
“de rechtbank:
[…]
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 131.184 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.493, waarbij rekening dient te worden gehouden met een aftrek van buitenlandse dividendbelasting van € 400 en verrekening van loonheffing van € 45.886 en binnenlandse dividendbelasting van € 397; “
1.5.
Aangezien de fout gelet op het hiervoor overwogene redelijkerwijs kenbaar was voor partijen, zal de rechtbank de onder 1.4 vermelde verbetering doorvoeren.
1.6.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat de inspecteur in zijn brief van 19 augustus 2024 ook nog andere punten aanvoert die volgens hem zouden moeten leiden tot wijziging van de uitspraak. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van die punten geen sprake is van een kennelijke misslag, zodat die punten niet in aanmerking komen voor herstel door de rechtbank. Overigens staat het de inspecteur vrij om de door hem geconstateerde punten ambtshalve bij een nadere vaststelling van de aanslag IB/PVV 2017 aan te passen, indien dit in het voordeel van belanghebbende is.

Beslissing

De rechtbank verbetert de fout in de uitspraak op de wijze als onder 1.4 omschreven en stelt vast dat de uitspraak aldus verbeterd moet worden gelezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, voorzitter, en mr. V.A. Burgers en mr. drs. P.E.C. Vossenberg, leden, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 30 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Voorts brengt deze uitspraak geen wijziging in de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.