In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van de ontvanger van de Belastingdienst behandeld. Belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van invorderingsrente over terugbetaalde omzetbelasting. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op deze vergoeding over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2018. De ontvanger had eerder de rentevergoeding afgewezen, maar de rechtbank stelt vast dat de omzetbelasting in strijd met het Unierecht is geheven. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en stelt de rentevergoeding vast op € 188.832,75. Tevens wordt de ontvanger veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die op € 2.374 worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.