ECLI:NL:RBZWB:2024:6055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 24/4850 HOREC
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep exploitant horecagelegenheid tegen voorschrift sluitingstijd terras in exploitatievergunning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, de exploitant van een horecagelegenheid, tegen een voorschrift in de exploitatievergunning dat de sluitingstijd van het terras om 22.00 uur bepaalt. De burgemeester van de gemeente Hulst had deze vergunning verleend op 19 april 2024, na een aanvraag van eiser op 16 februari 2024. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de overlast die door de vorige exploitant is veroorzaakt. De rechtbank heeft de zaak op 18 juli 2024 behandeld, waarbij eiser zonder zijn gemachtigde aanwezig was. De burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en enkele overburen waren ook aanwezig.

De rechtbank overweegt dat er in het verleden meerdere meldingen zijn gedaan over overlast van de horecagelegenheid, waaronder geluid-, geur- en parkeeroverlast. De burgemeester heeft in zijn besluit voldoende gemotiveerd dat de woon- en leefsituatie in de omgeving mogelijk nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de horecagelegenheid. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de burgemeester in redelijkheid het voorschrift over de sluitingstijd van het terras heeft kunnen opnemen in de exploitatievergunning. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat het voorschrift in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4850 HOREC

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,

(gemachtigde: mr. P.H. Pijpelink),
en

De burgemeester van de gemeente Hulst, burgemeester

(gemachtigde: mr. A. Kester).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] en [naam 2] uit [plaats 2] , overburen,
(gemachtigde: mr. J. Schuttkowski).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door de burgemeester aan de verleende horeca- en exploitatievergunning voor de horecagelegenheid aan [adres] te [plaats 2] (perceel) verbonden voorschriften, in het bijzonder de sluitingstijd van het terras.
1.1
De burgemeester heeft de op 16 februari 2024 aangevraagde vergunningen bij besluit van 19 april 2024 verleend. Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft deze procedure gevoegd behandeld met de procedure BRE 24/4761 HOREC [1] . In beide procedures is artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser zonder zijn gemachtigde deelgenomen. De burgemeester is vertegenwoordigd door [naam 3] en [naam 4] , bijgestaan door de gemachtigde van de burgemeester. Ook hebben de overburen, vergezeld door zijn echtgenote, aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door hun gemachtigde.
1.3
De gemachtigde van eiser heeft op 15 juli 2024 aanvullende beroepsgronden ingediend. De rechtbank heeft ter zitting besloten om deze gronden niet in de beoordeling mee te nemen vanwege de eisen die aan de goede procesorde worden gesteld. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 17 juli 2024 [2] . Gelet op de late indiening van de aanvullende beroepsgronden en de omvang van het processtuk en bijlagen hebben de overige partijen onvoldoende gelegenheid gehad om kennis te nemen van de aanvullende gronden.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. Omdat de gronden van eiser geen betrekking hebben op de verleende vergunning op grond van de Alcoholwet beperkt de rechtbank de beoordeling tot enkel de verleende exploitatievergunning. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester in redelijkheid heeft besloten om aan de exploitatievergunning het voorschrift te verbinden dat het terras om 22.00 uur afgesloten moet worden. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beroep
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 24 mei 2023 heeft de burgemeester aan de voormalige exploitante van de in overweging 1 genoemde horecagelegenheid een exploitatievergunning en een vergunning op grond van de Alcoholwet verleend. De overburen hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen. In de beslissing op bezwaar van 11 augustus 2023 heeft de burgemeester de bezwaren van de overburen gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk ten aanzien van de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften. In de beslissing op bezwaar heeft de burgemeester een extra voorschrift aan de exploitatievergunning toegevoegd, namelijk dat het terras van 22.00 tot 10.00 uur gesloten moet zijn en dat het terrasmeubilair in die periode opgeruimd moet worden dan wel zodanig wordt vastgezet dat er geen gebruik meer van gemaakt kan worden. De overburen hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 11 augustus 2023. De rechtbank heeft dit beroep geregistreerd onder procedurenummer BRE 23/9768 HOREC.
Hangende het beroep heeft de voormalige exploitante de exploitatie van de horecagelegenheid gestaakt. De burgemeester heeft bij besluit van 11 januari 2024 de horeca- en de exploitatievergunning per 24 december 2023 ingetrokken. Eiser heeft de exploitatie van de horecagelegenheid overgenomen en heeft op 16 februari 2024 een horeca- en exploitatievergunning aangevraagd. De burgemeester heeft deze vergunningen bij besluit van 19 april 2024 verleend. In de exploitatievergunning is het voorschrift opgenomen dat het terras om 22.00 uur afgesloten moet worden. Zowel eiser als de overburen hebben tegen het besluit van 19 april 2024 bezwaar gemaakt. De overburen hebben de burgemeester verzocht om in te stemmen met het rechtstreeks instellen van beroep tegen het besluit van 19 april 2024. De burgemeester heeft hiermee ingestemd en de overburen hebben het beroep van procedurenummer BRE 23/9768 HOREC ingetrokken. Ook eiser heeft ingestemd met het rechtstreeks instellen van beroep tegen het besluit van 19 april 2024.
Heeft de burgemeester bij de vergunningverlening in redelijkheid besloten om aan de exploitatievergunning het voorschrift te verbinden dat het terras om 22.00 uur afgesloten moet worden?
5. Eiser voert als beroepsgrond aan dat de horecagelegenheid om 01.00 uur ’s-nachts sluit en dat hij het terras tot de sluitingstijd van de horecagelegenheid wil exploiteren. Hij voelt zich gestraft door de situatie die door de voormalige exploitante is ontstaan, terwijl hij geen deel uit heeft gemaakt van deze voorgeschiedenis.
5.1
De burgemeester stelt dat dit voorschrift noodzakelijk is in verband met het behouden van een goed woon- en leefklimaat voor de omwonenden. Het vorenstaande staat in verband met de eventuele toekomstige (geluid)overlast los van het gegeven dat eiser geen problemen met de omwonenden heeft (gehad).
5.2
Op het perceel is het Omgevingsplan Hulst (omgevingsplan) van toepassing. Op grond van artikel 22.1, sub a, van de Omgevingswet (Ow) in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, sub g Invoeringswet Omgevingswet in samenhang met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) valt het voormalige bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (bestemmingsplan) onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan. De gronden van het perceel hebben onder meer als bestemming ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’ [3] , met functieaanduiding ‘kampeerterrein’. Op grond van artikel 16.1, sub a, van de planregels van het voormalige bestemmingsplan zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en beheer.
5.3
Artikel 2:24, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Hulst 2017 (APV) definieert een openbare inrichting als: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie wordt bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting worden onder meer een restaurant, café, cafetaria en snackbar verstaan. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een terras bij een openbare inrichting in ieder geval als een onderdeel van de in het eerste lid omschreven besloten ruimte wordt beschouwd. Uit artikel 2:25, eerste en tweede lid, van de APV volgt dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren en dat de burgemeester de vergunning weigert als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk kan weigeren als naar zijn oordeel aangenomen moet worden dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Op grond van artikel 2:29, eerste lid, van de APV kan de burgemeester,
te zijner beoordeling, in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid of bij bijzondere omstandigheden voor een of meer (gedeelten van) openbare inrichtingen onder andere sluitingsuren vaststellen. De burgemeester heeft hierbij dus beleidsruimte. [4]
5.4
De burgemeester heeft aan het besluit van 19 april 2024 onder meer ten grondslag gelegd dat de horecagelegenheid gekwalificeerd wordt als een bijbehorende voorziening ten behoeve van dienstverlening in de zin van artikel 16 van de planregels van het voormalige bestemmingsplan. Om die reden is de exploitatie van de horecagelegenheid dus niet in strijd met het omgevingsplan. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat in het planologisch kader [5] al een zekere geluidsproductie is verdisconteerd. Uit het dossier volgt verder dat er in de loop der jaren vele meldingen zijn gedaan over overlast van de horecagelegenheid. Die overlast ziet op geluid-, geur en parkeeroverlast. De politie is hier meerdere malen bij betrokken geweest en ook is de Regionale uitvoeringsdienst Zeeland (RUD) meerdere keren op de locatie geweest om te trachten een geluidsmeting te doen. Het vorenstaande was ook de aanleiding om in de beslissing op bezwaar van 11 augustus 2023 het door eiser bestreden aanvullende voorschrift voor wat betreft de sluitingstijd van het terras aan de exploitatievergunning toe te voegen. De rechtbank verwijst in dat kader mede naar de uitspraak in de procedure BRE 24/4761 HOREC.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dan ook in redelijkheid aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de horecagelegenheid mogelijk nadelig wordt beïnvloed. Weliswaar zijn de hiervoor genoemde omstandigheden niet aan eiser als opvolgend exploitant individueel aan te rekenen, maar dat neemt niet weg dat de aard en wijze van de exploitatie van de horecagelegenheid door eiser de plaatselijke situatie niet heeft gewijzigd. De rechtbank kan de burgemeester – mede gelet op de in artikel 2:29, eerste lid, van de APV opgenomen beoordelingsruimte – dan ook volgen in de beoordeling om ook in de aan eiser verleende exploitatievergunning een zelfde voorschrift (als in de exploitatievergunning van de voormalige exploitante) op te nemen. [6] Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het voorschrift over de sluitingstijd van het terras zodanige onevenredige gevolgen heeft dat de burgemeester in redelijkheid van het opnemen van het betreffende voorschrift had moeten afzien.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het aan de exploitatievergunning van
19 april 2024 verbonden voorschrift over de sluitingstijd van het terras in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 augustus 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Omgevingswet (Ow):
Artikel 22.1, sub a:
In deze afdeling wordt onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan verstaan het deel van het omgevingsplan dat bestaat uit:
a. de besluiten, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet,
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.6, eerste lid, sub g:
1. Als deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, gelden:
g. een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening,
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.1, eerste lid:
1. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemminsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. (….).
Algemene Plaatselijke Verordening Hulst 2017 (APV)
Artikel 2.24:
1. Onder openbare inrichting wordt verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. 2. Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.25, eerste tot en met het vijfde lid:
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:8 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de openbare inrichting behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden, over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. 5. De burgemeester kan de in het vierde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een openbare inrichting horecabedrijf behorende terrassen weigeren: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; b. indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Artikel 2.29, eerste lid:
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer openbare inrichtingen of gedeelte(n) daarvan (tijdelijke) sluitingsuren vaststellen, tijdelijk de sluiting daarvan bevelen dan wel beperkingen stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers mogen worden toegelaten. (…)
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (bestemmingsplan)
Artikel 16.1, sub a:
De op de verbeelding voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, tevens een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en beheer;

Voetnoten

1.De uitspraak in procedure BRE 24/4761 HOREC is in een separate uitspraak van 29 augustus 2024 opgenomen..
2.AbRS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853.
3.Artikel 16 van de planregels van het voormalige bestemmingsplan.
4.ABRvS 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2236.
5.Buitengebied met recreatiebestemming.
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS 29 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3019.