ECLI:NL:RVS:2022:2236

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
202106809/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging sluitingstijden exploitatievergunning poolcafé door burgemeester Deventer

Op 3 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de burgemeester van Deventer. De zaak betreft de wijziging van de sluitingstijden van een poolcafé, waarvoor de burgemeester op 9 december 2019 de sluitingstijden aanpaste van 01:00 uur tot 07:00 uur naar 23:00 uur tot 07:00 uur van maandag tot en met vrijdag, terwijl de sluitingstijden op zaterdag en zondag ongewijzigd bleven. Deze wijziging volgde op bezwaren van omwonenden die overlast ervoeren van het café. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

De burgemeester had eerder op 6 februari 2018 een exploitatievergunning verleend aan [appellant] voor het poolcafé. De aanpassing van de sluitingstijden was gebaseerd op artikel 2:29 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Deventer, dat de burgemeester de bevoegdheid geeft om sluitingstijden vast te stellen in het belang van het woon- en leefklimaat. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had voor zijn besluit, onder andere door meldingen van geluidsoverlast en andere overtredingen door [appellant].

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de burgemeester van een juiste wettelijke grondslag was uitgegaan en dat de wijziging van de sluitingstijden niet noodzakelijk was. De Afdeling oordeelde echter dat de burgemeester de belangen van [appellant] had afgewogen tegen de belangen van de omwonenden en dat de wijziging van de sluitingstijden gerechtvaardigd was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

202106809/1/A3.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Deventer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 september 2021 in zaak nr. 20/2354 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Deventer.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2019 heeft de burgemeester de exploitatievergunning van [appellant] voor zijn poolcafé gewijzigd door aanpassing van de sluitingstijden.
Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, met wijziging van de motivering, opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 13 april 2022, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier, is verschenen. Verder is op de zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       De burgemeester heeft bij besluit van 6 februari 2018 aan [appellant] een exploitatievergunning verleend voor een poolcafé aan de [locatie] te Deventer. Op grond van artikel 2:29, eerste lid, van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid (hierna: de APV) werd in dit besluit de sluitingstijd van 01:00 uur tot 07:00 uur aangehouden. Tegen dit besluit hebben omwonenden bezwaar gemaakt omdat zij veel overlast ervaren.
De burgemeester heeft bij besluit van 9 december 2019 het voornoemde besluit gewijzigd door de sluitingstijd aan te passen naar 23:00 uur tot 07:00 uur voor maandag tot en met vrijdag. Op zaterdag en zondag wordt de sluitingstijd van 01:00 uur tot 07:00 uur aangehouden. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft de burgemeester, met wijziging van de motivering, het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit rechtmatig geacht.
2.       [appellant] heeft de Afdeling te kennen gegeven dat hij de exploitatie van het poolcafé medio 2022 zal staken. Hij trekt zijn hoger beroep niet in, omdat hij stelt dat hij als gevolg van de aanpassing van de sluitingstijden schade heeft geleden. De burgemeester heeft op de zitting bij de Afdeling te kennen gegeven dat hij heeft vernomen dat de sluiting van het poolcafé het gevolg is van problemen tussen de verhuurder en [appellant] en dat ter plaatse appartementen zullen komen.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester voldoende kenbaar heeft gemaakt dat de wettelijke grondslag van de beperking van de sluitingstijden artikel 2:29, vijfde lid, van de APV is. De rechtbank heeft op grond van de door de burgemeester overgelegde stukken geoordeeld dat de burgemeester tot een veranderd inzicht over [appellant] als exploitant heeft kunnen komen als gevolg waarvan de burgemeester, ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van het poolcafé, de sluitingstijden van het poolcafé mocht wijzigen. Het gaat om de volgende stukken:
- een informatierapport van de politie betreffende meldingen van geluidsoverlast over de periode 5 april 2018 tot en met 8 februari 2020;
- acht meldingen overlast openbare ruimte van 2 juni 2020 tot en met 24 augustus 2020;
- een last onder dwangsom betreffende overtreding van de sluitingstijden van 22 november 2018;
- een verslag van een geluidmeting uitgevoerd op 29 oktober 2019;
- een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het controleren van het plaatsen en afstellen van een geluidbegrenzer op 13 februari 2020;
- een kennisgeving verbeurde dwangsommen op 1 en 6 maart 2020;
- een waarschuwing betreffende het exploiteren van een terras zonder terrasvergunning van 21 juli 2020 (en de daarbij behorende proces-verbalen van bevindingen van 11 juli, 9 juli en 17 juli 2020);
- een last onder dwangsom inzake kansspelautomaten van 11 augustus 2020;
- een anonieme melding inzake bedreiging van 2 september 2020;
- twee kennisgevingen verbeurde dwangsommen (24 september en 5 oktober 2020);
- een waarschuwingsbrief betreffende het overtreden van de noodverordening van 8 oktober 2020; en
- stukken over een informeel traject, genaamd ‘Andere aanpak’.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester van een juiste wettelijke grondslag is uitgegaan. De burgemeester heeft alleen de motivering aangepast en niet de juridische grondslag. Voor zover de burgemeester wel van een juiste wettelijke grondslag is uitgegaan, is de wettelijke grondslag niet van toepassing op deze situatie. De rechtbank heeft namelijk miskend dat het niet noodzakelijk was om de sluitingstijden van het poolcafé te wijzigen. Als laatste betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet onderbouwd heeft dat een horecabedrijf dat doordeweeks om 23:00 uur moet sluiten niet levensvatbaar is.
Wettelijk kader
5.       Artikel 2:28, eerste lid, van de APV, luidt: "Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester."
Artikel 2:28, derde lid, van de APV, luidt: "In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed."
Artikel 2:29, eerste lid, van de APV, luidt: "Openbare inrichtingen zijn gesloten tussen 01.00 uur en 07.00 uur (sluitingstijd)."
Artikel 2:29, vijfde lid, van de APV, luidt: "In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester in het belang van […] het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van de openbare inrichting […] andere sluitingstijden vaststellen."
Beoordeling hoger beroep
Wettelijke grondslag
6.       In het besluit van 14 oktober 2020, dat onder andere is gebaseerd op het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, is verwezen naar artikel 2:29, eerste en vijfde lid, van de APV. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat artikel 2:29, vijfde lid, van de APV de grondslag is van de beperking van de sluitingstijden. Dat in het advies ook wordt verwezen naar artikel 2:28, eerste en derde lid, van de APV, maakt dit niet anders. Het gaat niet om het geheel of gedeeltelijk weigeren van een vergunning vanwege nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat in de omgeving, maar om het vaststellen van andere sluitingstijden dan de algemeen geldende in het belang van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving. Anders dan artikel 2:28 van de APV gaat artikel 2:29 van de APV specifiek over sluitingstijden.
6.1.    Het betoog slaagt niet.
Wijziging van de sluitingstijden
7.       De burgemeester heeft beleidsruimte op grond waarvan hij de keuze heeft om, als aan de toepassingsvereisten van artikel 2:29, vijfde lid, van de APV is voldaan, deze bevoegdheid al dan niet te gebruiken. Het is aan de burgemeester om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. De bestuursrechter toetst of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit niet onevenredig is in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
7.1.    De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de onder 3 weergegeven meldingen blijkt dat sprake was van structurele overlast over een tijdspanne van ongeveer twee jaar. Die overlast is begonnen kort na het verlenen van de exploitatievergunning aan [appellant] op
6 februari 2018. Hierbij heeft de rechtbank terecht betrokken dat [appellant] na het plaatsen van de geluidbegrenzer nog steeds veelvuldig regels overtrad en dat de overlast zich verplaatste naar de buitenruimte voor het poolcafé.
7.2.    De burgemeester heeft de belangen van [appellant] afgezet tegen het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van het café. De Afdeling is van oordeel dat de daarbij gemaakte afweging van een deugdelijke motivering is voorzien. De burgemeester heeft hierover uiteengezet dat hij heeft meegewogen dat het poolcafé is gelegen in een horecagebied en omwonenden daarom een bepaalde mate van overlast moeten dulden. Daarom heeft hij de openingstijden in het weekend niet gewijzigd. Dit geeft [appellant] de mogelijkheid om de exploitatie voort te zetten en geeft omwonenden meer rust op werkdagen in de nachtperiode. Hieruit volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de burgemeester het financiële belang van [appellant] heeft meegenomen in zijn belangenafweging. De Afdeling is, net als de rechtbank, van oordeel dat [appellant] alleen heeft gesteld maar niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn bedrijf niet levensvatbaar is als hij doordeweeks de nieuwe openingstijden moet aanhouden.
Gelet op het voorgaande zijn de nadelige gevolgen voor [appellant] van het besluit van 14 oktober 2020 niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De burgemeester mocht gebruik maken van zijn bevoegdheid tot het vaststellen van andere sluitingstijden.
7.3.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
280-990