Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Surplus Zorg,
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, Stichting Surplus Zorg. De werkneemster, die sinds 2008 in dienst was, had op 11 november 2022 arbeidsongeschiktheid gemeld. De werkgever heeft op 12 februari 2024 de arbeidsovereenkomst eenzijdig opgezegd, met als einddatum 1 maart 2024. De werkneemster heeft de opzegging betwist en verzocht om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, omdat de wettelijke opzegtermijn van vier maanden niet in acht was genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging onregelmatig was, omdat de werkgever geen toestemming van het UWV had verkregen en de opzegtermijn niet in acht was genomen. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 11.647,60 en het resterende deel van de transitievergoeding van € 2.679,76. Daarnaast is de werkgever verplicht om een schriftelijke netto/bruto specificatie te verstrekken en zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 850,00 toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die in het ongelijk is gesteld.