ECLI:NL:RBZWB:2024:590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10237
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het besluit van het college over de omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert behandeld. Het college had op 22 augustus 2023 een omgevingsvergunning verleend, maar eiser heeft zijn beroep te laat ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift pas op 13 oktober 2023 is ingediend, terwijl de termijn voor indienen eindigde op 11 oktober 2023. Eiser erkent zelf dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

De rechtbank onderzoekt of het te laat indienen verontschuldigbaar is. Eiser heeft aangevoerd dat hij bijgestaan werd door een gemachtigde, die hem op 27 september 2023 heeft geïnformeerd dat hij niet langer werkzaam zou zijn bij het rechtsbijstandkantoor. Eiser heeft echter zelf een pro forma beroepschrift ingediend zonder een gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat eiser verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het beroepschrift en dat het handelen van zijn gemachtigde voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verontschuldigbaar is.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10237 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 22 augustus 2023 over het verlenen van een omgevingsvergunning.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat het college het bestreden besluit van 22 augustus 2023 bekend heeft gemaakt op 30 augustus 2023 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 11 oktober 2023.
4.1.
Eiser heeft op 13 oktober 2023 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiser heeft dit erkend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Eiser werd bijgestaan door de heer [naam] van [rechtsbijstand] . Op 27 september 2023 heeft de heer [naam] eiser bericht dat hij niet langer werkzaam zal zijn bij [rechtsbijstand] per 1 oktober 2023 en eiser verzocht toestemming te geven om de zaak over te dragen aan een externe jurist. Eisers dossier is echter nog altijd niet overgedragen.
5.1.
Wat eiser heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Eiser is zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van een beroepschrift. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep (de Raad) dient het handelen of nalaten van een door eiser zelf ingeschakelde gemachtigde voor rekening en risico van eiser te blijven. [5] Bovendien merkt de rechtbank op dat eiser uiteindelijk zelf, dus zonder een gemachtigde, een pro forma beroepschrift heeft ingediend. Gesteld noch gebleken is dat eiser niet in staat was een dergelijk beroepschrift zelfstandig eerder in te dienen. De overschrijding van de beroepstermijn is daarom niet verschoonbaar.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 25 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1641