ECLI:NL:RBZWB:2024:5878

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10390223 _ MB VERZ 23-364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 te Gilze op 2 februari 2022. Betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat er niet voldaan was aan de bewijsvereisten van artikel 61a RVV, omdat er geen merk, type of vorm van het apparaat was genoteerd. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, stelde dat de verbalisant onvoldoende bewijs had geleverd en dat de zaak te summier was om een veroordeling te rechtvaardigen.

De zaak werd behandeld op de zitting van 7 november 2023, waar de kantonrechter de officier van justitie de gelegenheid gaf om een aanvullend proces-verbaal over te leggen. Dit proces-verbaal werd echter pas op de tweede zitting op 30 juli 2024 gepresenteerd, wat door de kantonrechter als te laat werd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet had voldaan aan de eisen van een goede procesorde, waardoor de twijfel over de gedraging niet was weggenomen.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om de betaalde boete van € 259,- terug te betalen aan betrokkene. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.343,- bedroegen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10390223 \ MB VERZ 23-364
CJIB-nummer : 8062 5422 4732 3161
uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 november 2023. Betrokkene is verschenen. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal over te leggen.
De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens gemachtigde is dhr. [naam] verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg A58 te Gilze op 2 februari 2022 om 19:49 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene ontkent de vermeende gedraging te hebben verricht en stelt geen mobiel elektronisch apparaat te hebben vastgehouden. Daarnaast is er niet voldaan aan de bestanddelen van artikel 61a RVV. Er is geen merk, type of vorm van het mobiel elektronisch apparaat genoteerd. De verbalisant dient te controleren of het een telefoon betreft en kan daar niet gemakshalve van uitgaan. Betrokkene heeft geblindeerde ramen en de stoel zit op de achterste stand, waardoor betrokkene zijn gezicht maar half te zien is vanaf de zijkant. Gemachtigde verwijst naar verschillende uitspraken. Ook is het zaakoverzicht en de verklaring van de verbalisant daarin niet op ambtseed afgelegd. Daardoor kan hieraan geen bijzondere bewijskracht toekomen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de verbalisant acht weken de tijd heeft gehad om een aanvullend proces-verbaal in te dienen, maar dat is niet gebeurd. Op 31 januari is er een brief toegestuurd dat er geen aanvullend proces-verbaal is en dat de zaak kan worden afgedaan. Nu is nagelaten een aanvullend proces-verbaal in te dienen is de informatie in de zaak te summier. Betrokkene stelt de gedraging niet te hebben verricht en de verbalisant heeft te summier verklaard waarom er geen staandehouding plaats had gevonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat zij een aanvullend proces-verbaal kan overhandigen dat op 31 januari 2024 was opgesteld. Ook afgezien van het aanvullend proces-verbaal kan volgens de zittingsvertegenwoordiger de gedraging worden vastgesteld. De redelijke termijn is overschreden waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter heeft op de eerste zitting de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen binnen acht weken en aanvullend proces-verbaal over te leggen waarin er toelichting zou worden gegeven op de aanleiding van de staandehouding en daarbij in zou gaan op het verweer van betrokkene. Ook diende de verbalisant in te gaan op welke wijze zij de gedraging tijdens het langzaam passeren hebben kunnen constateren, terwijl betrokkene geblindeerde achterramen heeft.
Van deze gelegenheid heeft de officier van justitie geen gebruik gemaakt. Pas op de tweede zitting stelt de zittingsvertegenwoordiger dat er wel een proces-verbaal is, maar dat is te laat en de kantonrechter acht dit in strijd met de goede procesorde. De kantonrechter heeft daarom geweigerd dit stuk aan het dossier toe te voegen.
Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter, gezien de door betrokkene aangevoerde feiten en omstandigheden, onvoldoende grond om ervan uit te gaan dat de verweten gedraging is verricht. De twijfel die er bij de kantonrechter was die de zaak heeft aangehouden is niet weggenomen. Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.343,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.343,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: