Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 te Gilze op 2 februari 2022. Betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat er niet voldaan was aan de bewijsvereisten van artikel 61a RVV, omdat er geen merk, type of vorm van het apparaat was genoteerd. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, stelde dat de verbalisant onvoldoende bewijs had geleverd en dat de zaak te summier was om een veroordeling te rechtvaardigen.
De zaak werd behandeld op de zitting van 7 november 2023, waar de kantonrechter de officier van justitie de gelegenheid gaf om een aanvullend proces-verbaal over te leggen. Dit proces-verbaal werd echter pas op de tweede zitting op 30 juli 2024 gepresenteerd, wat door de kantonrechter als te laat werd beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet had voldaan aan de eisen van een goede procesorde, waardoor de twijfel over de gedraging niet was weggenomen.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om de betaalde boete van € 259,- terug te betalen aan betrokkene. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.343,- bedroegen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.