ECLI:NL:RBZWB:2024:5728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
23/3820 WMO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning van maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de toekenning van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Eiseres, geboren in 1930, heeft op 16 mei 2022 melding gemaakt van haar verhuizing en de wens om huishoudelijke hulp aan te vragen. De Bevelanden heeft haar met een besluit van 2 januari 2023 huishoudelijke hulp toegekend voor twee uur per 14 dagen voor de periode van 29 december 2022 tot en met 31 december 2023. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Dit is gebaseerd op de overweging dat de periode waar het beroep op ziet al verstreken is en dat zorg in natura niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Eiseres heeft geen schade geleden en er is geen bewijs dat een inhoudelijk oordeel nog van belang kan zijn voor een toekomstige aanvraag. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3820 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

gemachtigde: mr. K. Wevers,
en
Het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden),verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de toekenning van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2. De Bevelanden heeft eiseres met het besluit van 2 januari 2023 (primair besluit) huishoudelijke hulp toegekend gedurende twee uur per 14 dagen voor de periode van 29 december 2022 tot en met 31 december 2023.
2.1.
Met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de Bevelanden, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriften- en klachtencommissie Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden, bij dit besluit gebleven.
2.2.
De Bevelanden heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1930, heeft op 16 mei 2022 bij de Bevelanden melding gemaakt van het feit dat zij gaat verhuizen van [plaats 2] naar [plaats 1] en dat zij aanspraak wenst te maken op huishoudelijke hulp, zoals zij deze in [plaats 2] al heeft. Zij wenst ondersteuning bij de zware huishoudelijke taken. Er is een ondersteuningsplan opgesteld op 29 december 2022. De Bevelanden heeft vervolgens huishoudelijke hulp toegekend gedurende twee uur per 14 dagen voor de periode van 29 december 2022 tot en met 31 december 2023.

Beroepsgronden

4. In beroep voert eiseres, kort gezegd, aan dat de Bevelanden er ten onrechte van uitgaat dat eiseres meer hulp niet nodig acht. Niet duidelijk is welke normtijden zijn gebruikt om de indicatie vast te stellen. Eiseres stelt dat zij te weinig hulp krijgt en dat zij volgens het CIZ-protocol in ieder geval recht heeft op een indicatie van drie uur per week en volgens de basismodule op minstens twee uur per week.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Procesbelang.
Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [1]
Eiseres ontvangt huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura. De periode waar het hier om gaat loopt van 29 december 2022 tot en met 31 december 2023. Omdat sprake is van een afgesloten periode in het verleden en zorg in natura niet met terugwerkende kracht kan worden verleend, ligt daarin geen procesbelang.
Met de brief van 12 juli 2024 heeft de griffier op voorhand aan partijen meegedeeld dat op de zitting op 24 juli 2024 onder meer het procesbelang aan de orde zal komen.
Eiseres heeft daarop aanvankelijk niet gereageerd en zich op 21 juli 2024 per e-mail afgemeld voor de zitting. De Bevelanden heeft in het e-mailbericht van 22 juli 2024 zijn standpunt over het procesbelang naar voren gebracht. De rechtbank stelt vast dat de overwegingen van de Bevelanden overeenkomen met hetgeen de rechtbank uit de stukken heeft opgemaakt. Eiseres heeft vervolgens met het e-mailbericht van 23 juli 2024 haar standpunt over het procesbelang naar voren gebracht. Eiseres stelt dat zij procesbelang heeft voor een toekomstige periode, als zij een ophoging zou vragen en opnieuw met het beleid van de Bevelanden geconfronteerd zou worden.
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel nog van belang kan zijn voor een eventuele toekomstige aanvraag. De rechtbank overweegt dat na de periode waarop deze zaak betrekking heeft een verslechtering in de medische situatie van eiseres is ontstaan. De Bevelanden heeft eiseres daarom met het besluit van 20 december 2023 voor een verhoging van haar indicatie in aanmerking gebracht. De Bevelanden heeft eiseres per 1 januari 2024 voor een periode van vijf jaar geïndiceerd voor huishoudelijke hulp voor drie uur per 14 dagen. Daarbij hebben eiseres (en haar dochter) aangegeven in overleg met de zorgaanbieder voorlopig akkoord te gaan met hulp voor twee en een half uur per 14 dagen omdat eiseres graag de huidige hulp wil behouden en deze niet voor meer uren beschikbaar is. Tegen het besluit van 20 december 2023 heeft eiseres (kennelijk) geen rechtsmaatregelen aangewend. Ook is niet gebleken dat eiseres daarna nog een nieuwe melding of aanvraag heeft gedaan. Ten slotte heeft de Bevelanden meegedeeld dat bij een eventuele nieuwe beoordeling de indicatie kan worden aangepast in overleg met eiseres en haar dochter.
Verder is niet gesteld of gebleken dat eiseres schade heeft geleden, zodat ook daarin geen procesbelang ligt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Dat betekent dat de rechtbank aan een inhoudelijk beoordeling niet toekomt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 20 augustus 2024 gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2536.