ECLI:NL:RBZWB:2024:5674
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen aanslagen afvalstoffenheffing, rioolheffing en forensenbelasting voor de jaren 2020 en 2021
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van een belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen, betreffende aanslagen afvalstoffenheffing, rioolheffing en forensenbelasting voor de jaren 2020 en 2021. De belanghebbende, eigenaar van een woning in Vlissingen, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die hem waren opgelegd vanwege het gebruik van de woning. De rechtbank behandelt de beroepen die zijn ingediend na de afwijzing van de bezwaren door de heffingsambtenaar op 8 december 2022.
De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar de aanslagen tijdig heeft opgelegd, binnen de wettelijke termijn van drie jaar na het ontstaan van de belastingschuld. De belanghebbende stelt dat hij benadeeld is omdat de aanslagen vanwege het gebruik van de woning niet gelijktijdig met de aanslagen vanwege het eigendom zijn opgelegd. Hij voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de heffingsambtenaar geen aanslagen meer zou opleggen, omdat deze beschikte over informatie dat hij de woning zou gaan bewonen.
De rechtbank oordeelt dat er geen wettelijke verplichting bestaat om de aanslagen gelijktijdig op te leggen en dat de heffingsambtenaar niet in zijn mogelijkheden is beperkt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van de belanghebbende wordt afgewezen, omdat de heffingsambtenaar niet de verplichting had om de aanslagen eerder op te leggen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, waardoor de aanslagen in stand blijven en de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.