ECLI:NL:RBZWB:2024:5671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 22/5851
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 19 december 2023, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, had niet tijdig de gevraagde machtiging en recente uittreksels uit het handelsregister overgelegd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Tijdens de zitting van 26 juli 2024 heeft mr. Bartels aangevoerd dat hij de gevraagde stukken in maart 2024 had ingediend en dat de bevoegd bestuurders waren gewijzigd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzet ongegrond is, omdat de gronden van het verzet niet ingingen op de redenen voor de niet-ontvankelijkheid. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak in stand blijft en wijst ook het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding af, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5851

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. Bij uitspraak van 19 december 2023 is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet overleggen van een (correcte) machtiging en (recente) uittreksel(s) uit het handelsregister. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking van het pand [adres] in [plaats 2] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting met aanslagnummer [nummer] .
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. Bartels deelgenomen.

Procesverloop

2. Bij brief van 19 december 2022 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging en uittreksels uit het handelsregister te overleggen. Hierbij is opgemerkt dat de uittreksels niet ouder mogen zijn dan één jaar. Hierop heeft mr. Bartels gereageerd bij brief van 29 december 2022 en een uittreksel uit het handelsregister van 27 augustus 2021 overgelegd van [belanghebbende] en een machtiging die is ondertekend door [naam 1] en [naam 2] .
2.1.
De griffier heeft vervolgens bij aangetekende brief van 6 januari 2023 verzocht om binnen twee weken na dagtekening recente – niet ouder dan één jaar- uittreksels uit het handelsregister en een machtiging van de bevoegd bestuurders te overleggen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 15 februari 2023 met een laatste termijn van twee weken. Volgens de track&trace gegevens van PostNL is de brief bezorgd/afgehaald bij een PostNL-punt op 16 februari 2023 om 07:41 met een handtekening voor ontvangst. Hierna heeft mr. Bartels bij brieven met dagtekening 19 en 23 januari 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 20 en 24 februari 2023 gereageerd. Bij die brieven was de al eerder ingediende machtiging gevoegd en een blanco machtiging. Voorts was er een mailbericht van [naam 3] , Finance manager bij [bedrijf] , met de tekst “De Engelsman is inmiddels vervangen door een Nederlander. Bijgaand de volledige getekende volmacht.”
2.2.
Mr. Bartels heeft niet (tijdig) voldaan aan het verzoek van de rechtbank, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 19 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3.1.
Mr. Bartels voert in zijn verzetschrift geen gronden aan die ingaan op de gronden die zijn genoemd in de in verzet bestreden uitspraak. Wel heeft hij verzocht om te worden gehoord op het verzet.
Ter zitting heeft hij aangevoerd dat hij de gevraagde stukken in maart 2024 wel heeft ingediend en dat de bevoegd bestuurders inmiddels weer zijn gewijzigd.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 22 december 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
4.1.
Bij brief van 19 december 2022 en aangetekende brief van 15 februari 2023 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om de gevraagde stukken te overleggen. De rechtbank ziet geen reden om te betwijfelen of deze ook zijn ontvangen blijkens de reactie van mr. Bartels op die brieven. Dat, afgezien van het mailbericht, er geen nieuwe informatie – en zeker niet de gevraagde stukken, wordt ingediend is een omstandigheid die voor rekening van belanghebbende kan worden gelaten.
4.2.
Mr. Bartels heeft in verzet (maart 2024) nog nieuwe uittreksels uit het handelsregister, een machtiging en statuten ingediend. De rechtbank overweegt dat bij het niet voldoen aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard kan worden en dat het verzuim in verzet niet kan worden hersteld [1] . Ten overvloede merkt de rechtbank op dat bij die stukken weliswaar een nieuw uittreksel van belanghebbende was gevoegd, doch dat anders dan in het eerdere uittreksel daarin [naam 1] is niet als (gezamenlijk met anderen) bevoegd bestuurder is vermeld maar wel [naam 2] , die in het eerder overgelegde uittreksel niet was opgenomen als (gezamenlijk met anderen) bevoegd bestuurder. Bij die nieuwe stukken bevond zich geen nieuwe machtiging. De in maart 2024 overgelegde statuten vermelden uitdrukkelijk dat hetzij het gehele bestuur, hetzij twee gezamenlijk handelende bestuurders de bevoegdheid hebben de onderneming te vertegenwoordigen.

Conclusie en gevolgen

5. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 19 december 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding
5.1.
Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst de verzoeken dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2