Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak (zaaknummer BRE 23/1269) van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg. Het verzet betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet overleggen van recente uittreksels van de Kamer van Koophandel. De gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, had in februari 2023 de gelegenheid gekregen om binnen vier weken de benodigde documenten te overleggen, maar de ingediende uittreksels waren verouderd. Ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om recente documenten, heeft mr. Bartels niet tijdig voldaan aan deze verzoeken, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Tijdens de behandeling van het verzet op 26 juli 2024 heeft mr. Bartels geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere uitspraak konden weerleggen. Hij heeft wel aangegeven dat hij in maart 2024 alsnog de gevraagde stukken had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze late indiening niet kon leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Tevens werd het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om namens belanghebbende deze verzoeken in te dienen.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van de vereiste documenten in bestuursrechtelijke procedures.