Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, tegen een eerdere uitspraak van 22 december 2023. In die uitspraak werd het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen juiste machtiging en uittreksels van de Kamer van Koophandel waren overgelegd. De zaak betreft een WOZ-beschikking voor een object in [plaats 2].
De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 behandeld, waarbij mr. Bartels aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat mr. Bartels niet tijdig heeft voldaan aan de verzoeken om de benodigde documenten, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De rechtbank benadrukt dat het aan de indiener van het beroepschrift is om verzuimen te herstellen, en dat het niet tijdig indienen van de gevraagde stukken niet verschoonbaar is.
In de uitspraak concludeert de rechtbank dat de gronden van het verzet niet slagen en dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet wordt ongegrond verklaard, en verzoeken om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding worden afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om deze verzoeken namens belanghebbende in te dienen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.