ECLI:NL:RBZWB:2024:5665

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 22/5555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in WOZ-zaak

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, tegen een eerdere uitspraak van 22 december 2023. In die uitspraak werd het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen juiste machtiging en uittreksels van de Kamer van Koophandel waren overgelegd. De zaak betreft een WOZ-beschikking voor een object in [plaats 2].

De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 behandeld, waarbij mr. Bartels aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat mr. Bartels niet tijdig heeft voldaan aan de verzoeken om de benodigde documenten, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De rechtbank benadrukt dat het aan de indiener van het beroepschrift is om verzuimen te herstellen, en dat het niet tijdig indienen van de gevraagde stukken niet verschoonbaar is.

In de uitspraak concludeert de rechtbank dat de gronden van het verzet niet slagen en dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet wordt ongegrond verklaard, en verzoeken om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding worden afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om deze verzoeken namens belanghebbende in te dienen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats [plaats 2]
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats 1] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en
Het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente [plaats 2], de heffingsambtenaar
.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 waarin de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet overleggen van een juiste machtiging en uittreksels van de kamer van koophandel. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] te [plaats 2] met aanslagnummer [nummer] .
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. Bartels deelgenomen.

Procesverloop

1.2.
Bij brief van 2 december 2022 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken een machtiging en uittreksels uit het handelsregister te overleggen. Hierop heeft mr. Bartels gereageerd bij brief van 5 december 2022 en een machtiging overgelegd die is ondertekend door [naam] .
1.3.
De griffier heeft daarom bij aangetekende brief van 16 februari 2023 expliciet gevraagd om een uittreksel uit het handelsregister. Volgens gegevens van track&trace van PostNL is de brief voor ontvangst afgetekend op het PostNL-punt op 17 februari 2023 om 7:45. Ook hierop heeft mr. Bartels bij brief van 21 februari 2023 gereageerd. Bij deze brief was een blanco machtiging gevoegd.
1.4.
Mr. Bartels heeft niet (tijdig) voldaan aan het verzoek van de rechtbank, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 22 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
2.1.
Mr. Bartels voert in zijn verzetschrift geen gronden aan die ingaan op de gronden die zijn genoemd in de in verzet bestreden uitspraak. Wel heeft hij verzocht om te worden gehoord op het verzet.
Ter zitting heeft hij aangevoerd dat de machtiging ook bij de stukken zit die de heffingsambtenaar heeft ingediend en hij het zelf ook in verzet alsnog heeft ingediend.
2.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Als de ander een rechtspersoon is of een natuurlijk persoon die een onderneming drijft, kan de rechtbank ook verlangen dat – recente – uittreksels uit het handelsregister worden overgelegd.
2.4.
De stelling van mr. Bartels dat de machtiging bij de door de heffingsambtenaar ingediende processtukken zit kan niet tot het door hem gewenste resultaat leiden. Het is aan de indiener van het beroepschrift om verzuimen te herstellen, zoals het overleggen van de juiste uittreksels uit het handelsregister en machtiging. Mr. Bartels heeft dit niet tijdig gedaan en ook is niet gebleken van omstandigheden die het niet indienen van de gevraagde stukken verschoonbaar maakt.
2.5.
Mr. Bartels heeft in verzet nog uittreksels uit het handelsregister en een machtiging overgelegd. De rechtbank overweegt dat bij het niet voldoen aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard kan worden en dat het verzuim in verzet niet kan worden hersteld [1] .

Conclusie en gevolgen

3. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 22 december 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding
3.1.
Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst de verzoeken dan ook af.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2