ECLI:NL:RBZWB:2024:565
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de belastingrechter bij verzoek om betalingsregeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 2 februari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de brief van de ontvanger van de belastingdienst van 30 juni 2022 behandeld. De belanghebbende, een inwoner van Duitsland, verzoekt de rechtbank om een betalingsregeling voor een openstaand bedrag van € 5.000,- aan de belastingdienst. De rechtbank stelt vast dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de belastingrechter niet bevoegd is om een betalingsregeling te treffen. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.
De griffier heeft de belanghebbende erop gewezen dat een verzoek voor een betalingsregeling bij de ontvanger van de belastingdienst moet worden ingediend en dat bij een geschil hierover een rechtsvordering kan worden ingesteld bij de civiele rechter. Ondanks deze informatie heeft de belanghebbende niet gereageerd op de aangetekende brief die op 27 december 2022 is verzonden. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende het niet eens is met de afwijzing van zijn verzoek, maar dat de belastingrechter niet bevoegd is om hierop te beslissen.
Daarom verklaart de rechtbank zich onbevoegd en blijft het terugstorten van het griffierecht achterwege, aangezien er in deze procedure geen griffierecht is geheven. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de beslissing.