ECLI:NL:RBZWB:2024:5559
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. van 't Laar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen de toekenning van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Tijdens de zitting, waar ook de moeder van eiser aanwezig was, hebben partijen overeenstemming bereikt over de toekenning van begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget voor 20 uur per week, met terugwerkende kracht van 1 juli 2022 tot en met 1 januari 2028. Het college heeft ook toegezegd het griffierecht van € 50,00 en de proceskosten tot een bedrag van € 1.760,50 te vergoeden.
Omdat partijen tot overeenstemming zijn gekomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen procesbelang meer bestaat en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 500,00 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, te betalen door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid). Daarnaast krijgt eiser een proceskostenvergoeding van € 437,50 voor het indienen van het verzoekschrift tot schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. I.M. Josten en leden mr. M. Snoeks en mr. T.I. van Term, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees.