In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Boulevard Blankert te Vlissingen op 4 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat betrokkene deze niet ontkende. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete gematigd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, waarbij het bedrag van de boete werd gewijzigd. De kantonrechter heeft bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie moet worden terugbetaald.