ECLI:NL:RBZWB:2024:5488

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10861881 \ MB VERZ 24-7
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en schending van hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Krabbenkreekweg te Oud-Vossemeer op 24 november 2022. Betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en stelde dat hij op het tijdstip van de bekeuring niet op de betreffende locatie was. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had geen concrete feiten of bewijzen overgelegd die zijn verweer konden onderbouwen. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden door betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit was in strijd met de wet en leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en matigde de boete vanwege de structurele schending van de hoorplicht. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene.

De beslissing van de kantonrechter hield in dat de boete werd gewijzigd en dat het bedrag dat betrokkene te veel had betaald aan zekerheidstelling door de officier van justitie moest worden terugbetaald. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 218,75. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10861881 \ MB VERZ 24-7
CJIB-nummer: 0062 5422 5421 2551
uitspraakdatum: 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen) op de Krabbenkreekweg (N656) te Oud-Vossemeer op 24 november 2022 om 06.20 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Zowel betrokkene als zijn voertuig waren niet op de betreffende locatie op 24 november 2022. Wellicht is de boete opgelegd aan de verkeerde kentekenhouder, gelet op de weersomstandigheden die dag. Betrokkene is immers niet op de betreffende dag op deze locatie geweest.
De officier van justitie heeft de hoorplicht geschonden en doet dit structureel. Het sanctiebedrag dient dan ook met 25% te worden gematigd. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft niet onderbouwd niet op de pleeglocatie te hebben gereden ten tijde van constatering van de verweten gedraging. De verbalisanten hebben de voertuiggegevens genoteerd en doen dat meestal direct na constatering van de gedraging.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren. De proceskostenvergoeding dienen alleen te worden toegekend voor het instellen van beroep bij de kantonrechter.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft aangevoerd dat het onmogelijk voor hem is op tijdstip van de bekeuring op die plaats te zijn geweest. Betrokkene heeft ter onderbouwing van dit verweer echter geen concrete feiten aangevoerd of bewijzen overgelegd die dit aannemelijk maken. Bovendien gaat het in dit geval om de vraag of het kenteken van het voertuig waarmee de gedraging werd verricht op naam stond van betrokkene, zodat niet bepalend is of betrokkene zelf ter plaatse was ten tijde van de gedraging.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 218,75 = € 218,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: