ECLI:NL:RBZWB:2024:5467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/9131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 21 juli 2023 een naheffingsaanslag van € 54,77 opgelegd aan de belanghebbende, omdat zijn auto zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd aan de Nijverstraat te Tilburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende had zijn auto aangemeld in een andere parkeerzone dan waar hij daadwerkelijk geparkeerd stond, wat resulteerde in te weinig betaalde parkeerbelasting. De rechtbank wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om te controleren in welke zone hij parkeerde. Bovendien wordt het beroep op bijzondere omstandigheden en overmacht afgewezen, omdat parkeerbelasting een objectieve belasting is en geen boete. De rechtbank oordeelt ook dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de omstandigheden van een eerdere intrekking van een naheffingsaanslag niet vergelijkbaar zijn met deze zaak.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] , Boetejurist.nl),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 augustus 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] stond op 21 juli 2023 omstreeks 20:00 uur stil aan de Nijverstraat te Tilburg. Tijdens een controle op deze datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 54,77 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,00 en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Tilburg (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
5. Belanghebbende voert aan dat hij niet te weinig parkeerbelasting heeft betaald. Voorts stelt belanghebbende dat de Gemeente Tilburg met twee maten meet, omdat een eerder opgelegde naheffingsaanslag is kwijtgescholden nadat achteraf bleek dat de parkeerbelasting wel was voldaan. Verder stelt belanghebbende dat de parkeerautomaten buiten werking waren en/of dat het niet mogelijk was om met een bankpas te betalen. Tot slot voert belanghebbende aan dat zijn hoorrecht is geschonden.
Is sprake van een schending van de hoorplicht?
6. Belanghebbende stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord.
6.1.
De rechtbank overweegt dat een belanghebbende alleen gehoord wordt op zijn verzoek. [1] Dit brengt mee dat het initiatief voor het horen bij belanghebbende ligt. Belanghebbende heeft in deze zaak niet om een hoorgesprek verzocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een schending van de hoorplicht geen sprake is.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
7. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 21 juli 2023 geparkeerd stond aan de Nijverstraat te Tilburg. Deze locatie is door burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd (artikel 2 van de Verordening en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Betaald parkeren 2023-1).
7.1.
De rechtbank volgt het standpunt van belanghebbende dat hij voldoende parkeerbelasting heeft betaald niet. Belanghebbende heeft in zijn parkeerapp de auto aangemeld in de zone 51400, terwijl de auto geparkeerd stond in zone 51360. In de zone 51400 geldt het eerste kwartier gratis parkeren. Dit geldt niet voor zone 51360. Belanghebbende heeft, door zijn auto in de verkeerde zone aan te melden, te weinig parkeerbelasting betaald. Daaruit volgt dat de naheffingsaanslag in beginsel terecht is opgelegd.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit voor risico van belanghebbende moet blijven. Het lag namelijk op de weg van belanghebbende om voorafgaand of bij aanvang van het parkeren te onderzoeken of betaald parkeren geldt en binnen welke zone hij parkeerde. Belanghebbende heeft niet of onvoldoende onderzoek verricht en daardoor de verkeerde zone geselecteerd.
7.3.
De stelling van belanghebbende dat de parkeerautomaat voor zone 51360 buiten werking was en/of geen pinbetaling accepteerde kan belanghebbende niet baten. Volgens vaste rechtspraak dient een parkeerder zich in te spannen om parkeerbelasting te voldoen. Een defecte parkeerautomaat leidt er niet toe dat de parkeerder niet hoeft te betalen. Bovendien had belanghebbende kennelijk de beschikking over een parkeerapp waardoor hij geen gebruik hoefde te maken van een parkeerautomaat.
7.4.
Belanghebbende heeft verzocht om de naheffingsaanslag te matigen vanwege bijzondere omstandigheden en overmacht. De rechtbank overweegt dat parkeerbelasting geen boete is, maar een objectieve belasting. Het enkele feit dat geen of te weinig parkeerbelasting is betaald, is voldoende om tot opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan.
Gelijkheidsbeginsel
7.5.
Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Uit de overgelegde stukken blijkt slechts dat de heffingsambtenaar in 2020 een naheffingsaanslag voor een ander kenteken heeft ingetrokken omdat de parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank ziet niet in waarom die beslissing ook voor deze zaak zou moeten gelden.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 7 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet in combinatie met artikel 25, eerste lid, van de AWR en in afwijking van artikel 7:2 van de Awb.