ECLI:NL:RBZWB:2024:5372

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/417721/HA ZA 24-10 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een vaststellingsovereenkomst inzake toegangscontrolesysteem voor perceel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, bewoners van een perceel, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een beleggingsinstelling, met betrekking tot de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Deze overeenkomst, gesloten in 2021, bevatte afspraken over de toegang tot het (achter)terrein van het perceel van gedaagde, dat grenst aan het perceel van eisers. Eisers vorderden dat gedaagde een toegangscontrolesysteem zou realiseren om onbevoegden de toegang tot het terrein te ontzeggen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde de overeenkomst niet was nagekomen, omdat er geen adequaat toegangscontrolesysteem was gerealiseerd. De rechtbank wees de vordering van eisers gedeeltelijk toe, waarbij gedaagde werd veroordeeld om binnen vier weken een camerasysteem te installeren ter beveiliging van het terrein. Daarnaast werden gedaagde ook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de afspraken in de vaststellingsovereenkomst niet alleen betrekking hadden op het achterterrein, maar ook op het parkeerterrein, en dat eisers recht hadden op een gevoel van veiligheid dat zij eerder hadden ervaren.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/417721 / HA ZA 24-10
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. T.M. Kools,
tegen
[gedaagde] B.V .,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.N. Cammelbeeck.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 20 maart 2024 en de daarin genoemde processtukken;
– de door [eisers] nagezonden productie 12;
– de akte overlegging productie van [gedaagde] met productie 9;
– de mondelinge behandeling van 7 mei 2024;
– de akte van [eisers] waarin de eis wordt gewijzigd;
– de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] wonen sinds 2019 aan de [adres 1] (kadastraal bekend [perceel 1] ).
2.2.
[gedaagde] , een beleggingsinstelling, is sinds 28 mei 2021 eigenaar van het perceel aan de [adres 2] (kadastraal bekend [perceel 2] , hierna: het perceel). Het perceel is gekocht van [B.V. 1] , een projectvennootschap van [B.V. 2] (hierna: [B.V. 2] ). De heer [naam] (hierna: [naam] ) is directeur eigenaar van [B.V. 2] .
2.3.
Naast het perceel aan de [adres 2] ligt het perceel aan de [adres 3] (kadastraal bekend [perceel 3] ), waarop de [theater] is gevestigd. De toegangsweg naar perceel [perceel 3] loopt over perceel [perceel 2] . Voor deze toegangsweg is in 2012 een erfdienstbaarheid van weg gevestigd.
2.4.
De hieronder weergegeven afbeelding laat de ligging van de percelen ten opzichte van elkaar zien. Het perceel van [eisers] is blauw gearceerd.
[afbeelding geanonimiseerd]
2.5.
[B.V. 1] heeft het perceel in 2020 gekocht met als doel om het op het perceel gevestigde schoolgebouw te herontwikkelen tot een woon-/zorgcomplex voor dementerende ouderen. Daartoe is op 24 december 2020 bij de gemeente een omgevingsvergunning aangevraagd. Op 13 januari 2021 is een informatiebijeenkomst georganiseerd, waarbij de plannen en het ontwerp van het woon-/zorgcomplex aan omwonenden is gepresenteerd. Op de presentatie was te zien dat achter het gebouw een tuin zou worden gerealiseerd en aan de linkerzijde van het gebouw een parkeerterrein.
2.6.
Eén van de buren van [eisers] heeft mede namens hen bij de gemeente een zienswijze ingediend tegen het ontwerp van het woon-/zorgcomplex. Naar aanleiding van deze zienswijze is [B.V. 1] in gesprek gegaan met omwonenden van het perceel, onder wie [eisers]
2.7.
Deze gesprekken hebben begin april 2021 geleid tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst tussen [B.V. 1] en de bewoners van [adres 4] , [adres 5] en [adres 1] te [plaats 1] . De vaststellingsovereenkomst is namens [B.V. 1] ondertekend door [naam] . Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst afspraken gemaakt over bepaalde aanpassingen aan het ontwerp van het woon-/zorgcomplex, het realiseren van een passende erfafscheiding op kosten van [B.V. 1] en de overdracht om niet van een stukje grond aan de bewoners van [adres 4] , [adres 5] en [adres 1] . Het stukje grond dat [eisers] in het kader van de vaststellingsovereenkomst om niet overgedragen heeft gekregen van [B.V. 1] betreft perceel [perceel 4] . Ook is afgesproken dat de bewoners de ingediende zienswijze zouden intrekken.
2.8.
In de vaststellingsovereenkomst is ook bepaald:
“In nader overleg met de gebruiker van de [zorgvilla] zal een toegangscontrolesysteem worden uitgewerkt. Onbevoegden zullen geen toegang kunnen verkrijgen tot het (achter)terrein;”.
2.9.
Over de inhoud van deze bepaling is voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst overleg gevoerd tussen [eiser 1] en [naam] . In een e-mail van 23 maart 2021 heeft [eiser 1] aan [naam] geschreven:
“Tot slot: in ons gesprek van enkele weken geleden stelde ik ook de toegang tot de achterzijde van onze percelen aan de orde. Nu zijn onze percelen immers van achteren niet benaderbaar vanaf de [straat] ; een veilig gevoel. Je gaf toen aan, dat de toegang tot de parkeerplaatsen gereguleerd wordt. In de concept-vaststellingsovereenkomst las ik evenwel niets terug over toegang beperkende maatregelen. (…)”
2.10.
In de reactie op deze e-mail heeft [naam] op 24 maart 2021 aan [eiser 1] geschreven:
“Er komt inderdaad een nog nader en in overleg met [zorgvilla] uit te werken toegangscontrolesysteem zodat onbevoegde niet op het terrein kunnen komen (…)”
2.11.
De inhoud van de vaststellingsovereenkomst is opgenomen in de leveringsakte van 28 mei 2021, waarbij het perceel door [B.V. 1] aan [gedaagde] is geleverd.
2.12.
[zorgvilla] huurt het woon-/zorgcomplex van [gedaagde] . [zorgvilla] verhuurt de in het complex gerealiseerde zorgstudio’s aan dementerende ouderen en biedt hen 7 dagen in de week, 24 uur per dag de benodigde zorg. [zorgvilla] heeft op 25 november 2022 de deuren van het woon-/zorgcomplex geopend.
2.13.
[eisers] hebben [gedaagde] bij brief van hun advocaat van 18 april 2023 gesommeerd om de vaststellingsovereenkomst na te komen door binnen acht weken een toegangscontrolesysteem te realiseren waarmee wordt voorkomen dat onbevoegden zich toegang kunnen verschaffen tot het (achter)terrein. De sommatie is op 26 juni 2023 herhaald.
2.14.
[eisers] en [B.V. 2] hebben geprobeerd in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar zijn daar niet in geslaagd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij dagvaarding – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
I. om binnen 4 weken na datum van het vonnis de vaststellingsovereenkomst na te komen door een toegangscontrolesysteem te realiseren en door te bewerkstelligen dat derden geen toegang kunnen verkrijgen tot het perceel, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) met een maximum van € 100.000,00,
II. tot betaling aan [eisers] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
III. tot betaling aan [eisers] van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen 14 dagen na de datum van het vonnis zijn betaald.
3.2.
[eisers] hebben hun eis onder I. na de mondelinge behandeling bij akte gewijzigd. Na eiswijziging luidt deze – samengevat – als volgt:
I. om binnen 4 weken na datum van het vonnis de vaststellingsovereenkomst na te komen,
primairdoor het perceel fysiek af te sluiten met een hek met toegangspoort of slagboom en een toegangscontrolesysteem te realiseren zodat het terrein niet toegankelijk is voor onbevoegden en pas na controle toegang tot het terrein kan worden verkregen,
subsidiairdoor het perceel te beveiligen door bemande bewaking, dan wel door het plaatsen van een camerasysteem met actieve monitoring, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag(deel) met een maximum van € 100.000,00.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De rechtbank gaat hierna in op de relevante stellingen die partijen ter onderbouwing van de vorderingen en het verweer daartegen hebben ingenomen.

4.De beoordeling

De eiswijziging
4.1.
[eisers] hebben gebruikt gemaakt van de bevoegdheid die de wet hen in artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft om hun eis te veranderen of te vermeerderen. [gedaagde] kan daartegen bezwaar te maken, wanneer de verandering of vermeerdering van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank kan een eiswijziging op dezelfde grond ambtshalve buiten beschouwing laten.
4.2.
[gedaagde] heeft in haar antwoordakte inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gewijzigde eis van [eisers] , maar heeft tegen de wijziging zelf geen bezwaar gemaakt. Ook de rechtbank ziet geen aanleiding om de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten. Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van [eisers] zoals die na eiswijziging luiden zal beoordelen.
Nakoming van de vaststellingsovereenkomst
4.3.
Bij de beoordeling van de vordering tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst staat de volgende bepaling in de vaststellingsovereenkomst centraal:
“In nader overleg met de gebruiker van de [zorgvilla] zal een toegangscontrolesysteem worden uitgewerkt. Onbevoegden zullen geen toegang kunnen verkrijgen tot het (achter)terrein;”.
Waar in het navolgende wordt verwezen naar ‘de afspraak’ of ‘de bepaling’, wordt gedoeld op deze bepaling in de vaststellingsovereenkomst.
Standpunten van partijen
4.4.
Volgens [eisers] is deze bepaling niet nagekomen door [gedaagde] . De vorderingen zijn er dan ook op gericht om [gedaagde] alsnog na te laten komen. Met
“(achter) terrein” is het gehele perceel bedoeld, dus inclusief het parkeerterrein dat grenst aan het perceel van [eisers] Nu daar geen toegangscontrolesysteem is gerealiseerd, is het (achter)terrein nog altijd zonder belemmering toegankelijk voor onbevoegden. Partijen zijn overeengekomen dat onbevoegden geen toegang
“kunnen”verkrijgen tot het (achter)terrein. Dit betekent dat het perceel fysiek dient te worden afgesloten om onbevoegden de toegang onmogelijk te maken. Dat is niet gebeurd. Er zijn diverse manieren om een toegangscontrolesysteem in te richten. Partijen hebben de wijze van toegangscontrole bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst voor nadere invulling open gelaten.
4.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de betreffende bepaling in de vaststellingsovereenkomst wel is nagekomen. Volgens [gedaagde] ziet de bepaling niet op toegang tot het gehele perceel van [gedaagde] , maar enkel op toegang tot het terrein gelegen aan de rechter achterzijde van het woon-/zorgcomplex. Dit terrein, dat in gebruik is als tuin voor de bewoners, is volledig omheind met hekken en alleen toegankelijk via een toegangscontrolesysteem. Het parkeerterrein, gelegen aan de linkerzijde van het woon-/zorgcomplex, valt niet onder de bepaling. Mocht de rechtbank daar anders over oordelen, dan geldt dat [gedaagde] op grond van de bepaling niet kan worden verplicht om het gehele perceel fysiek af te sluiten met een hek met toegangspoort of slagboom. Dat zijn partijen niet overeengekomen. [zorgvilla] is ook niet bereid om het parkeerterrein af te sluiten. Bij het parkeerterrein is een bord geplaatst met de tekst “
Uitsluitend bezoekers en medewerkers [zorgvilla]”, zodat duidelijk is dat het privéterrein betreft en onbevoegden daar niets te zoeken hebben.
Het oordeel van de rechtbank
4.6.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] de bepaling is nagekomen, moet eerst worden vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen. Dat is een kwestie van uitleg van de bepaling.
4.7.
De Hoge Raad heeft bepaald dat bij die uitleg de zogenaamde Haviltex-maatstaf moet worden gebruikt. [1] Deze maatstaf houdt in dat de rechtbank bekijkt hoe beide partijen de bepaling hebben begrepen en redelijkerwijs mochten begrijpen. Ook is van belang wat partijen in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. Niet alleen de letterlijke tekst is relevant, maar ook andere omstandigheden van het geval. In deze zaak betekent dat het volgende.
4.8.
Wat betreft het begrip
“(achter)terrein”geldt dat partijen daar in de vaststellingsovereenkomst zelf geen nadere omschrijving van hebben gegeven. Wel is er voorafgaand aan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst over gesproken. De rechtbank verwijst naar de e-mailwisseling tussen [eiser 1] en [naam] , weergegeven in de feiten onder 2.9 en 2.10. [eiser 1] benoemt in zijn e-mail expliciet de toegang tot de parkeerplaatsen. Ook noemt hij de [straat] , de straat die aan de voorkant van het perceel van [gedaagde] ligt. De parkeerplaatsen zijn vanaf de [straat] bereikbaar. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [eiser 1] met de afspraak (ook) de toegang voor onbevoegden tot het parkeerterrein voor ogen had. Door vervolgens instemmend te reageren, heeft [naam] geaccepteerd dat de afspraak eveneens ziet op het parkeerterrein, en niet slechts op het deel van het terrein dat in gebruik is als tuin. Op de zitting heeft [naam] toegelicht dat de tekst van de vaststellingsovereenkomst is opgesteld door [B.V. 2] . [B.V. 2] heeft dus de bewoording
“(achter)terrein”gekozen. Gelet op de voorafgaande e-mailwisseling mochten [eisers] ervan uitgaan dat met
“(achter)terrein”ook het parkeerterrein wordt bedoeld. De gekozen bewoording duidt ook niet evident op een andere uitleg, zodat [eisers] ook niet hoefden te twijfelen aan die uitleg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het begrip
“(achter)terrein”in de bepaling zo moet worden uitgelegd dat daarmee wordt gedoeld op het gehele perceel, inclusief het parkeerterrein.
4.9.
Partijen hebben afgesproken dat onbevoegden geen toegang zouden kunnen krijgen tot het (achter)terrein, en dat in overleg met [zorgvilla] een toegangscontrolesysteem zou worden uitgewerkt. De achtergrond van deze bepaling blijkt ook uit de hiervoor al aangehaalde e-mailwisseling tussen [eiser 1] en [naam] . Voorheen stond op perceel [perceel 2] een schoolgebouw en bijgebouwen. Het perceel van [eisers] grenst aan het achter terrein van perceel [perceel 2] . Doordat het schoolgebouw en de bijgebouwen het gehele terrein omsloten, was het perceel [perceel 2] voor derden niet toegankelijk. Daardoor was het perceel van [eisers] vanaf de achterkant niet benaderbaar vanaf de [straat] . Dit gaf [eisers] een veilig gevoel. Om dit veilige gevoel ook in de nieuwe situatie te ervaren, wilden [eisers] een afspraak maken over de toegang tot het perceel. Partijen hebben echter ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst open gelaten op welke wijze de toegang tot het terrein gecontroleerd zou worden. [eisers] hebben op de zitting toegelicht dat zij zich pas bij de oplevering van het woon-/zorgcomplex in november 2022 hebben afgevraagd hoe het zat met het toegangscontrolesysteem. Op het moment dat de afspraak tot stand kwam, hadden [eisers] naar eigen zeggen nog geen idee hoe [gedaagde] de toegang tot het perceel wilde reguleren. Dit is volgens [eisers] destijds niet besproken. [naam] heeft op de zitting bevestigd dat partijen bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst niet hebben gesproken over de wijze waarop de toegang zou worden gereguleerd.
4.10.
Een redelijke uitleg van de bepaling brengt mee dat een toegangscontrolesysteem wordt toegepast dat recht doet aan het door [eisers] beoogde gevoel van rust en veiligheid. Gelet op het feit dat het om een parkeerterrein gaat dat vrij toegankelijk moet zijn voor medewerkers en bezoekers van het woon-/zorgcomplex en voor medewerkers en bezoekers van ‘De Ruimte’, die immers een erfdienstbaarheid heeft op een gedeelte van dit perceel, dwingt een redelijke uitleg van deze bepaling niet tot het oordeel dat het fysiek afsluiten van het parkeerterrein bedoeld is. Een gevoel van veiligheid kan ook op een andere manier dan door fysieke afsluiting van het perceel worden bereikt.
4.11.
Vast staat dat er geen toegangscontrolesysteem is uitgewerkt voor de toegang tot het parkeerterrein. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt dat het parkeerterrein vrij toegankelijk is. Er is weliswaar een bord geplaatst waaruit blijkt dat het parkeerterrein privéterrein is, maar dit behoeft onbevoegden er niet van te weerhouden het parkeerterrein te betreden. Het bord is dan ook geen toegangscontrolesysteem als bedoeld in de vaststellingsovereenkomst. Dat betekent dat [gedaagde] de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen.
Belang bij nakoming van de vaststellingsovereenkomst
4.12.
Met het oordeel dat de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen door [gedaagde] komt de rechtbank toe aan beoordeling van het subsidiaire verweer van [gedaagde] .
Standpunten van partijen
4.13.
[gedaagde] voert aan dat [eisers] geen belang hebben bij hun vorderingen. Het zou [eisers] te doen zijn om hun rust en veiligheid. Gelet op alle voorzieningen die zijn getroffen is de rust en veiligheid van [eisers] al gewaarborgd. [eisers] hebben om niet een extra stuk tuin gekregen, er is een erfafscheiding gerealiseerd met een extra hoog hek van 1.80 meter en er zijn leilinden en andere planten tegen de erfgrens aan geplaatst. Bij het parkeerterrein is een bord geplaatst waaruit blijkt dat toegang uitsluitend voor bezoekers en medewerkers van [zorgvilla] is toegestaan en er is 24 uur per dag, 7 dagen per week zorgpersoneel aanwezig, waardoor er altijd controle is op het (achter)terrein. Sinds het moment dat [zorgvilla] open is, hebben zich ook geen incidenten voorgedaan.
4.14.
[eisers] betwisten geen belang te hebben bij hun vorderingen. Hun belang ligt in het krijgen van een gevoel van veiligheid, een gevoel dat zij wel hadden toen op het perceel nog een schoolgebouw stond en dat zij in de huidige situatie missen.
Het oordeel van de rechtbank
4.15.
De rechtbank neemt aan dat [eisers] ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst belang hadden bij het maken van de afspraak. Als dat niet zo zou zijn, zou de afspraak immers logischerwijs niet zijn gemaakt. De stellingen van [gedaagde] komen er op neer dat het belang van [eisers] is komen te vervallen, doordat [gedaagde] allerlei andere voorzieningen heeft getroffen. Het merendeel van deze voorzieningen zijn echter getroffen omdat partijen dat in de vaststellingsovereenkomst hebben afgesproken. Als deze voorzieningen voldoende waren geweest voor [eisers] om hen een gevoel van rust en veiligheid te geven, hadden partijen niet afgesproken dat er in overleg nog een toegangscontrolesysteem zou worden uitgewerkt.
4.16.
Zoals hiervoor al is overwogen, is er alleen een bord geplaatst bij het parkeerterrein. Het plaatsen van dit bord kan, ook in combinatie met de andere voorzieningen, niet leiden tot het oordeel dat [eisers] geen belang meer hebben bij hun vorderingen tot nakoming van de gemaakte afspraak.
De vorderingen van [eisers]
4.17.
[eisers] hebben hun eis gewijzigd. Primair vorderen zij dat het perceel fysiek wordt afgesloten met een hek met toegangspoort of slagboom, en dat een toegangscontrolesysteem wordt gerealiseerd zodat het terrein niet zonder controle toegankelijk is voor onbevoegden. Subsidiair vorderen [eisers] beveiliging van het perceel door bemande bewaking, dan wel door het plaatsen van een camerasysteem met actieve monitoring.
4.18.
Partijen hebben ten tijde van het maken van de afspraak over het toegangscontrolesysteem open gelaten op welke wijze zij dat zouden invullen. Daarover zou ook overleg worden gevoerd met [zorgvilla] . Hiervoor is al geoordeeld dat de gemaakte afspraak niet zo moet worden uitgelegd dat die alleen kan worden nagekomen door het perceel geheel fysiek af te sluiten (zie rechtsoverweging 4.10). [eisers] hebben zelf ook aangevoerd dat een toegangscontrolesysteem op diverse manieren kan worden ingericht.
4.19.
Nakoming van de vaststellingsovereenkomst houdt in dat [gedaagde] gehouden is om in overleg met [zorgvilla] een toegangscontrolesysteem uit te werken. Door onder
I. primair en subsidiair een specifieke invulling van de gemaakte afspraken te vorderen onder de noemer van nakoming van de afspraak in de vaststellingsovereenkomst, vorderen [eisers] méér dan overeengekomen is. [gedaagde] voert dat terecht aan.
4.20.
[gedaagde] heeft in het kader van haar verweer tegen de primaire vordering gemotiveerd aangevoerd dat [zorgvilla] geen afsluiting van het parkeerterrein wil. Niet alleen omdat dit niet praktisch is voor een parkeerterrein, maar ook om niet een ongastvrije sfeer te creëren voor haar bewoners en bezoekers. Bij antwoordakte heeft [gedaagde] haar ter zitting gedane voorstel herhaald om een camera te plaatsen. Volgens [gedaagde] kan dit een camera zijn met een bewegingssensor of een camera die altijd aanstaat. Er is 24 uur per dag, 7 dagen per week, zorgpersoneel aanwezig bij [zorgvilla] , dat bij ongeregeldheden direct zal ingrijpen. Daarmee wordt volgens [gedaagde] al een camera met actieve monitoring gerealiseerd. De rechtbank gaat er vanuit dat dit voorstel van [gedaagde] in overleg met [zorgvilla] tot stand is gekomen.
4.21.
De rechtbank begrijpt hieruit dat [gedaagde] geen verweer voert tegen het onder
I. subsidiair gevorderde camerasysteem, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen. [eisers] hebben niet nader omschreven wat zij onder een ‘actieve monitoring’ verstaan, zodat om die reden dit deel van de vordering niet zal worden toegewezen.
4.22.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen, waarbij de vordering onder I. subsidiair slechts gedeeltelijk wordt toegewezen. Voor de duidelijkheid: het gaat om het plaatsen van een camera waardoor het (achter)terrein gelegen aan de linkerzijde van het woon-/zorgcomplex onder cameratoezicht komt te staan. Het (achter)terrein gelegen aan de rechterzijde van het woon-/zorgcomplex heeft immers al een toegangscontrolesysteem. De rechtbank gaat ervan uit dat het bord met de mededeling
‘Uitsluitend bezoekers en medewerkers [zorgvilla] ’gehandhaafd blijft. [gedaagde] zou daar nog een bord met de mededeling “verboden voor onbevoegden, camerabewaking” aan toe kunnen voegen.
Dwangsom
4.23.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden. [gedaagde] heeft gesteld vrijwillig te zullen voldoen aan het vonnis van de rechtbank. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om aan deze bereidheid te twijfelen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
[eisers] hebben gesteld buitengerechtelijke incassokosten te hebben gemaakt en vorderen vergoeding daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.25.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van [eisers] als na te melden.
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] . om binnen 4 weken na de datum van dit vonnis de vaststellingsovereenkomst na te komen, door het perceel (kadastraal bekend [perceel 2] ) te beveiligen middels een camerasysteem,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] . tot betaling aan gedaagden van een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] . in de proceskosten van € 2.863,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] . tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.