ECLI:NL:RBZWB:2024:523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11609
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake kinderopvangtoeslag en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen een afwijzende beschikking van 3 mei 2022, waarin zij geen recht op compensatie voor kinderopvangtoeslag werd toegekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Dit is het gevolg van een eerdere herbeoordeling die op 19 januari 2023 is afgerond, waarbij is vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde € 30.000. Eiseres had ook een afzonderlijk bezwaar ingediend tegen de definitieve beschikking van 19 januari 2023, maar de rechtbank had al eerder uitspraak gedaan over het niet tijdig beslissen op dit bezwaar. Aangezien er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van het bezwaar van 3 mei 2022, wordt het beroep niet inhoudelijk behandeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 3 mei 2022 tegen de afwijzende beschikking eerste toets € 30.000.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
2. Het beroep van eiseres is kennelijk niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Voordat eiseres dit beroep instelde is de integrale herbeoordeling afgerond op 19 januari 2023 met de definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag over de jaren 2013 tot en met 2019. Hierin is beoordeeld dat eiseres geen recht heeft op compensatie en dus ook niet op de € 30.000 van de eerste toets. Het bezwaar van 3 mei 2022 ziet op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook op de definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 19 januari 2023, maar eiseres heeft tegen het besluit van 19 januari 2023 (nogmaals) afzonderlijk bezwaar aangetekend op 1 februari 2023. Op 3 oktober 2023 heeft deze rechtbank al uitspraak gedaan, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 1 februari 2023. [1] Omdat het bezwaar van 1 februari 2023 ook ziet op het niet toekennen van de € 30.000 uit de lichte toets en verweerder al een dwangsom verbeurt voor het niet op tijd beslissen op het bezwaar van 1 februari 2023, heeft eiseres geen belang meer bij een oordeel of verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 3 mei 2022. Er is dus geen procesbelang en het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.