ECLI:NL:RBZWB:2024:5104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
23/9245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en gebruik onjuiste zone-code in parkeerapp

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg is opgelegd. De naheffingsaanslag, gedateerd op 3 juli 2023, werd opgelegd omdat de auto van belanghebbende geparkeerd stond in een zone waar geen parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende had wel betaald, maar voor een andere parkeerzone. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat het de verantwoordelijkheid van de parkeerder is om de juiste zone-code te gebruiken. De rechtbank wijst erop dat de informatie op de bebording leidend is en dat het foutief invoeren van de zone-code in de parkeerapp voor rekening van belanghebbende komt. Bovendien is er geen schending van het recht om te worden gehoord, aangezien belanghebbende niet om een hoorzitting heeft verzocht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de naheffingsaanslag, zonder dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [naam]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 3 juli 2023 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Op 30 juni 2023 om 18:20 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van belanghebbende met [kenteken] (de auto) geparkeerd stond aan de Spoorlaan te Tilburg, parkeerzone nummer 51301, zonder dat er parkeerbelasting was voldaan voor die zone. In parkeerzone 51301 geldt een uurtarief van € 3.
2.1.
Belanghebbende heeft voor de periode van vrijdag 30 juni 2023 18:05u tot zaterdag 1 juli 00:29u parkeerbelasting voldaan voor parkeerzone 51577 naar een bedrag van € 6,40.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

5. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Hij vindt dat het invoeren van een onjuist zonenummer daar niet aan af doet. Er is geen sprake van het opzettelijk niet voldoen van parkeerbelasting. Belanghebbende heeft immers parkeerbelasting betaald, zij het voor de onjuiste parkeerzone met nummer 51577. De naheffingsaanslag is daarom onterecht opgelegd. Ten slotte stelt belanghebbende dat hij de verschuldigde parkeerbelasting slechts kan voldoen door middel van een parkeerapp.
De heffingsambtenaar betwist dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Belanghebbende heeft de parkeerbelasting voor de zone waar hij stond geparkeerd niet voldaan. Dat hij parkeerbelasting heeft voldaan voor een andere zone is een omstandigheid die voor rekening en risico van belanghebbende dient te blijven. Op belanghebbende rust een onderzoeksplicht om vast te stellen dat parkeerbelasting op de juiste wijze wordt voldaan. Bovendien geldt in parkeerzone 21911 een lager parkeertarief, zodat niet gezegd kan worden dat de parkeerbelasting (volledig) is voldaan.
5.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat op de locatie waar de auto geparkeerd stond tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mag worden en dat er ook feitelijk sprake is geweest van parkeren. Dat belanghebbende zich via de app voor de foutieve parkeerzone heeft aangemeld en voor deze (onjuiste) zone feitelijk wel parkeerbelasting heeft voldaan is evenmin in geschil.
5.2.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij zichzelf op de hoogte stelt van het parkeerregime dat op de parkeerlocatie van toepassing is. Deze onderzoeksplicht is ook van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van een app. Voor een dergelijk geval rust op de parkeerder de verplichting om de ter plaatse beschikbare informatie over zone-codes (bebording) te combineren met de informatie in de app. De bebording is leidend als het gaat om de zonecodes, niet de informatie in de app. Anders gezegd: met zich uitsluitend laten leiden door de informatie die verschijnt op het beeldscherm bij het openen van de app heeft belanghebbende zich onvoldoende ingespannen om te verifiëren welke zone-code van toepassing was. Bovendien is eerder beslist dat het foutief invoeren van de gebiedscode in de parkeerapp voor rekening en risico van belanghebbende komt. [1]
5.3.
Ook de omstandigheid dát is betaald maakt het voorgaande niet anders. Op de gemeente rust geen plicht om betalingen te verrekenen. Op de daaraan impliciet gekoppelde vraag of dat redelijk is, kan de rechter geen antwoord geven. Immers, de redelijkheid der wet kan niet ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd. [2]
5.4.
In het geval van belanghebbende betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij geloofwaardig acht dat belanghebbende de parkeerbelasting wilde voldoen, maar de intentie van belanghebbende is gelet op het objectieve karakter van de belasting niet van belang. [3]
5.5.
De stelling van belanghebbende, inhoudende dat hij slechts door gebruikmaking van een parkeerapp de verschuldigde parkeerbelasting kon voldoen, verwerpt de rechtbank. De heffingsambtenaar heeft dat namelijk overtuigend weersproken, door er op te wijzen dat de verschuldigde parkeerbelasting ook via de parkeerautomaat voldaan had kunnen worden.
5.6.
Belanghebbende stelt verder dat hij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. De heffingsambtenaar betwist dat belanghebbende ten onrechte niet is gehoord, omdat belanghebbende daarom niet heeft verzocht.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 25, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) volgt dat een belanghebbende in beginsel slechts wordt gehoord op diens verzoek. In het geval van belanghebbende is niet verzocht om te worden gehoord in de bezwaarfase. Van een schending van het recht om te worden gehoord is dan geen sprake.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. De heffingsambtenaar heeft terecht de naheffingsaanslag opgelegd en heeft ook op de juiste wijze de bezwaarfase doorlopen. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van N.E. Chamlal, griffier, op 24 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 6 juli 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1209.
2.Artikel 120 van de Grondwet.
3.Rechtbank Amsterdam 17 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1282.