In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2024 een beslissing genomen over een verzoek om geheimhouding van persoonsgegevens, ingediend door de inspecteur van de belastingdienst. Het verzoek was gedaan in het kader van een belastingzaak waarbij belanghebbende B.V. betrokken was. De inspecteur had in zijn verweerschrift, gedateerd 20 juli 2023, een verzoek om geheimhouding ingediend op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was onderbouwd met de stelling dat de privacybelangen van de betrokken medewerkers van het Douanelaboratorium en de Belgische Douane zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende en de rechtbank bij kennisneming van de gegevens.
De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling ter zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet geschikt maakt. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op het verzoek om geheimhouding te reageren. De geheimhoudingskamer heeft de geschoonde passages, die onder andere persoonsgegevens bevatten, beoordeeld en geconcludeerd dat de bescherming van deze persoonsgegevens zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming. De rechtbank heeft geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn voor geheimhouding en heeft het verzoek van de inspecteur toegewezen.
De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze beslissing kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak, conform artikel 8:104, derde lid, van de Awb.