ECLI:NL:RBZWB:2024:5022
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsprocedure beëindigd na schikkingsovereenkomst
Op 15 juli 2019 is de veroordeelde door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest voor bepaalde strafbare feiten. Na deze veroordeling is er een ontnemingsprocedure gestart, waarbij de ontnemingsvordering een bedrag van € 1.083.972,42 betreft. De ontnemingszaak is op de zitting van 23 juni 2021 aangevangen. Op 29 juni 2023 heeft het Openbaar Ministerie een schikkingsovereenkomst gesloten met de veroordeelde, welke op 25 oktober 2023 volledig is afgedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden van de schikking tijdig zijn nageleefd, waardoor de ontnemingszaak op grond van artikel 6:4:18, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van rechtswege is geëindigd. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:7248) en concludeert dat in dit geval de ontnemingszaak kan worden afgedaan met een declaratoire uitspraak.
In de beslissing heeft de rechtbank verklaard dat de zaak van rechtswege is geëindigd. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juli 2024 door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, en mr. C.H.M. Pastoors en mr. K. Verschueren, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.B.H. van Overveld. Mr. Verschueren was niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.