In deze tussenuitspraak van de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd op 23 juli 2024, wordt het verzoek om geheimhouding van delen van een e-mailbericht en een memo door de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. Het verzoek is gedaan in het kader van een belastingzaak waarin de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.J.J.F. Sijben, in beroep is gegaan tegen een aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen voor het jaar 2016. De inspecteur had eerder een aanslag opgelegd, welke na bezwaar door de inspecteur is gehandhaafd. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift, dat op 21 september 2023 is ingediend, een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om bepaalde stukken geheim te houden. Dit betreft onder andere een e-mailbericht en een memo, waarvan delen zijn weggelakt.
De rechtbank heeft de verzoeken om geheimhouding beoordeeld zonder een mondelinge behandeling, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat de inspecteur gewichtige redenen heeft aangevoerd voor het geheimhouden van de stukken, waaronder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden en strategische overwegingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de redenen van de inspecteur zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming van de stukken. De geheimhoudingskamer heeft daarom het verzoek om geheimhouding gerechtvaardigd geacht en bepaald dat de zaak in de huidige stand wordt voortgezet.