Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college in het bestreden besluit op goede gronden de op 10 januari 2023 verleende omgevingsvergunning voor de vernieuwing van de aanbouw op het perceel in stand heeft gelaten. Zij doet mede dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvragen om een omgevingsvergunning in deze zaak zijn ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Relevante feiten en omstandigheden
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eisers zijn eigenaren van de percelen [perceel 1] en [perceel 2] te [plaats 2] . Vergunninghouder heeft – na een positief welstandsadvies van 16 mei 2022 – op 27 juli 2022 een omgevingsvergunning bij het college aangevraagd voor het vernieuwen van een aanbouw op het perceel.
Bij besluit van 10 januari 2023 heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ aan vergunninghouder verleend. Eisers hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers tegen het besluit van
10 januari 2023 ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning – met een aangepaste motivering – in stand gelaten. De aangepaste motivering ziet op het uitbreiden van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijking van het bestemmingsplan’.
Vergunninghouder heeft daarnaast op 14 juli 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de legalisering van de kleine dakkapel aan de zijde van het perceel van eisers en de schoorsteenpijp. Deze omgevingsvergunning is verleend op 10 oktober 2023. Eisers hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt.
6. De rechtbank leidt uit het dossier af dat vergunninghouder op 27 juli 2022 een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het geheel vervangen van de aanbouw en de garage op de begane grond. In de aanvraag staat
“De bestaande aanbouw en garage worden op de fundering na geheel vervangen. Daarnaast wordt de nieuwe aanbouw een stukje groter. Ook worden de hoeken van de garage op het zicht haaks gemaakt”.
Ter zitting heeft vergunninghouder bevestigd dat de aanvraag alleen ziet op het vervangen/vernieuwen van de aanbouw en de garage.
De op deze aanvraag betrekking hebbende tekeningen tonen weliswaar ook een grote dakkapel aan de zijde van [perceel 3], een kleine dakkapel aan de zijde van [perceel 1] - [perceel 2] (het perceel van eisers) en een schoorsteenpijp, maar in de aanvraag wordt dus enkel de aanbouw op de begane grond genoemd.
7. Ook de commissie voor de bezwaarschriften gaat er in haar advies aan het college vanuit dat in de kleine dakkapel en de schoorsteenpijp geen onderdeel uitmaken van de aanvraag en de verleende omgevingsvergunning. En inmiddels is dus op 10 oktober 2023 een aparte omgevingsvergunning verleend voor de kleine dakkapel en schoorsteenpijp.
8. De rechtbank stelt vast dat ook uit de bewoordingen van besluit van 10 januari 2023 en het bestreden besluit niet blijkt dat de omgevingsvergunning op meer onderdelen van de woning [adres] betrekking heeft dan alleen op de aanbouw en de garage op de begane grond. In de bezwarenprocedure hebben eisers bezwaren aangevoerd (bijvoorbeeld punt 8) tegen de grote dakkapel aan de zijde van [perceel 3]. Het college heeft in het bestreden besluit niet gereageerd op deze bezwaren.
9. Anders dan het college op de zitting heeft gesteld, is de rechtbank dus van oordeel dat de grote dakkapel aan de zijde van [perceel 3] geen onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning van 10 januari 2023 en dus ook niet in deze beroepsprocedure kan worden betrokken.
10. Eisers voeren aan tegen het bestreden besluit aan dat de aanbouw in strijd is met de eisen op grond van het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit) voor nieuwbouw. Eisers realiseren naast het perceel een woongebouw met appartementen. Alle appartementen zijn uitgerust met een warmte terugwin-installatie (WTW-installatie) en zij hebben belang bij schone lucht. Eisers claimen overlast als gevolg van de door vergunninghouder hout gestookte kachel en stellen verder dat niet duidelijk is dat de kachel aan de relevante regels voldoet. Verder is ten onrechte geen bodemonderzoek uitgevoerd. Evenmin zijn stukken van een sloopvergunning en het welstandsverslag overlegd en de ingediende stikstofberekening is gebaseerd op de verkeerde versie van de Aerius-calculator. Volgens eisers voldoet de kleine dakkapel niet aan de voorwaarden van artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en kan een en ander niet via de verleende vergunning worden gelegaliseerd.
Het standpunt van het college
11. Het college stelt dat vergunninghouder aannemelijk heeft gemaakt dat het bouwplan aan het Bouwbesluit voldoet. Het college vindt dat eisers zich in beroep niet kunnen beroepen op de normen uit Bouwbesluit, voor zover deze zien op isolatie van of ventilatie binnen het op te richten gebouw. Die normen strekken immers niet tot bescherming van hun belangen, maar uitsluitend tot bescherming van de belangen van de bewoners van de woning [adres] . Een bodemonderzoek is niet vereist en ook daarvoor geldt dat eisers geen belang hebben bij dit argument. Een sloopvergunning is ook niet vereist. In het Bouwbesluit is alleen een verplichte sloopmelding bepaald bij asbest en/of meer dan 10 m³ slooppuin. Daarvan is hier geen sprake. Er is een positief welstandsadvies van 16 mei 2022. Verder is volgens het college de juiste versie van de Aerius-calculator gebruikt en hieruit volgt dat er geen uitstoot op het aangrenzende natuurgebied te verwachten is. Ook voor dit argument geldt dat eisers zich daarop niet kunnen beroepen in een beroepsprocedure op grond van het relativiteitsbeginsel. De kleine dakkapel en de kachelpijp maken geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Het plaatsen van de houtkachel zelf is niet vergunningplichtig en maakt ook geen onderdeel uit van de verleende omgevingsvergunning.
Het standpunt van vergunninghouder
12. In aanvulling op de argumenten van het college merkt vergunninghouder nog op dat eisers geen zicht hebben op de grote dakkapel aan de kant van [perceel 3]. Deze dakkapel is conform de bouwtekeningen uitgevoerd. De uitvoering is geen onderdeel van deze vergunningverleningsprocedure. Volgens vergunninghouder is er geen sprake van geuroverlast door de houtkachel, die als sfeerverwarming wordt gebruikt. Toezichthouders van het college hebben dat meerdere malen gecontroleerd en daarbij is geen overlast waargenomen.
Overwegingen van de rechtbank
13 . In overwegingen 5. en 7. heeft de rechtbank al vastgesteld dat voor de kleine dakkapel en de schoorsteenpijp geen onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning van 10 januari 2023 voor het vernieuwen van de aanbouw en de garage. Eisers kunnen daarom in deze procedure niet tegen de kleine dakkapel en de schoorsteenpijp opkomen en dat geldt ook voor de eventuele civielrechtelijke vorderingen van eisers met betrekking tot de kleine dakkapel.
14. Voor de aangevoerde beroepsgronden over het bodemonderzoek, de Wet natuurbescherming (Wnb) en het Bouwbesluit 2012 is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgronden niet slagen op grond van het in artikel 8:69a van de Awb opgenomen relativiteitsbeginsel. Dit artikel bepaalt dat de bestuursrechter een besluit van het college niet kan vernietigen op de grond dat het besluit in strijd is met een rechtsregel of een rechtsbeginsel, als deze regel of het beginsel kennelijk niet strekt tot de bescherming van de belangen van degene die zich erop beroept (hier: eisers).
15. Het bodemonderzoek strekt tot bescherming van de belangen van de bewoners van de te bouwen woning(en) op een bepaald perceel, namelijk om hen te beschermen tegen schade of gevaar voor hun gezondheid. Een dergelijk onderzoek is niet bedoeld om anderen te beschermen tegen bodemverontreiniging of schade door bouwwerkzaamheden. Het beroep op dit onderzoek strekt dan ook niet ter bescherming van de belangen van eisers.
16. Ook de isolatienormen uit het Bouwbesluit 2012 zijn bedoeld als bescherming van de bewoner of gebruiker van de betreffende woning en ook deze normen strekken niet ter bescherming van de belangen van eisers.
17. Ten aanzien van het beroep op de Wnb verwijst de rechtbank naar de overzichtsuitspraak van de AbRS van 11 november 2020over de invloed van het relativiteitsbeginsel op deze beroepsgrond. Voor deze zaak geldt dat eisers natuurlijke personen zijn die een beroep doen op het behoud van de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving en gebiedsbescherming. Als hoofdregel geldt dat het beroep op de bepalingen van de Wnb (die strekken tot de bescherming van een Natura 2000-gebied) een beroep is op het algemeen belang waarvoor eisers niet in rechte kunnen opkomen. Dat kan anders zijn als de individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb tracht te beschermen dat niet kan worden geoordeeld dat de normen uit de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van eisers. Maar dan moet het betreffende gebied deel uitmaken van de leefomgeving van eisers. Is die duidelijke verwevenheid er niet, dan kan worden aangenomen dat de betrokken normen uit de Wnb in zoverre kennelijk niet strekken tot de bescherming van de belangen van eisers. Bij de beoordeling of er sprake is van voldoende verwevenheid wordt rekening gehouden met de situering van de woning van eisers, met de afstand tussen hun woning en het natuurgebied, met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen hun woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke zicht vanuit de woning op het gebied. Eisers hebben geen bijzondere band met of gebruik van een bepaald Natura-2000 gebied aangevoerd. Voor zover eisers het Natura-2000 gebied De Kop van Schouwen gebruiken, doen zij dat op een vergelijkbare wijze als iedereen. Daarmee onderscheiden eisers zich in onvoldoende mate van andere gebruikers van dit Natura-2000 gebied en vormt artikel 8:69a van de Awb een belemmering voor de inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgrond van eisers.
18. Voor wat betreft de beroepsgrond over de sloopvergunning geldt naar het oordeel van de rechtbank dat niet gebleken is dat voor dit project een sloopvergunning nodig is. De situaties die worden genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub f, g en h, en artikel 2.2, eerste lid, sub b en c, van de Wabo zijn hier niet aan de orde.
19. De argumenten van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het vernieuwen van de aanbouw en garage slagen dus niet. Het beroep is ongegrond.
De grote dakkapel aan de zijde van [perceel 3]
20. Dan resteert enkel nog de grote dakkapel aan de zijde van [perceel 3]. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat zij destijds ook een dergelijke dakkapel wilden plaatsen, maar dat het college dit bij het vooroverleg afwees om welstandsredenen. Zij vinden dat het college dan ook geen vergunning kan en mag verlenen voor een dergelijke dakkapel bij hun buren. Eisers doen daarmee in feite een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
21. De rechtbank merkt op dat vergunninghouder voor de grote dakkapel alsnog een omgevingsvergunning moet aanvragen, welke aanvraag door het college aan de relevante regels – waaronder ook het welstandsadvies – getoetst moet worden.