ECLI:NL:RBZWB:2024:4718
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering gezinsbijslag met betrekking tot samenlopende rechten uit verschillende lidstaten
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van gezinsbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op 19 november 2021 een bedrag van € 6.631,94 aan gezinsbijslag van eiseres teruggevorderd over de periode van het 1e kwartaal 2021 tot en met het 3e kwartaal 2021. Dit besluit is door de Svb gehandhaafd in een bestreden besluit van 1 maart 2023. Eiseres, die met haar acht kinderen in Nederland woont en een bijstandsuitkering ontvangt, betwist de terugvordering en voert aan dat er geen bewijs is dat er gezinsbijslag door België is betaald. De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. A. Marijnissen namens de Svb.
De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat eiseres te veel gezinsbijslag heeft ontvangen, omdat de Belgische gezinsbijslag niet in mindering was gebracht op de Nederlandse gezinsbijslag. De rechtbank concludeert dat er sprake is van samenlopende rechten op gezinsbijslagen uit Nederland en België, waarbij de Belgische gezinsbijslag voorrang heeft. De rechtbank wijst de beroepsgronden van eiseres af, waaronder het beroep op het evenredigheids- en harmonisatiebeginsel. De rechtbank stelt vast dat de Svb voldoende bewijs heeft overgelegd van de betalingen door België en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een contra-legem toepassing van de wet rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.