ECLI:NL:RBZWB:2024:4717

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
233616
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het Aanwijzingsbesluit parkeren 2022 van de gemeente Breda

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.P.H. de Bruijn, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, vertegenwoordigd door mr. L.V. Suijkerbuijk. Eiser heeft beroep aangetekend tegen het Aanwijzingsbesluit parkeren 2022 van het college, dat op 28 november 2022 is genomen. Dit besluit houdt in dat gereguleerd parkeren wordt ingevoerd in de straat waar eiser woont, wat volgens hem onterecht is omdat er geen parkeeroverlast zou zijn. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld en op 11 juli 2024 geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de invoering van gereguleerd parkeren. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van het college voldoende is gemotiveerd en dat er geen juridische belemmeringen zijn om het woonwagenkamp van eiser onder de parkeerregulering te laten vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3616

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.P.H. de Bruijn),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college,

(gemachtigde: mr. L.V. Suijkerbuijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Aanwijzingsbesluit parkeren 2022 (Aanwijzingsbesluit) van het college van 28 november 2022. Met het bestreden besluit van 26 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [naam 1] , deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] .
1.2
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om meer inzicht te verkrijgen in de door eiser aangevoerde situatie aan de [straat 1] en de invoering van gereguleerd parkeren in met name dat specifieke deel van die straat. Het college heeft de rechtbank hierover nader geïnformeerd en eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
1.3
Geen van de partijen heeft kenbaar gemaakt een tweede mondelinge behandeling te wensen. De rechtbank heeft het onderzoek op 26 maart 2024 gesloten en aangegeven dat binnen zes weken een schriftelijke uitspraak wordt gedaan. De rechtspraak heeft de uitspraaktermijn daarna nog verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om onder meer een deel van de straat waarin eiser woont aan te wijzen als gebied voor gereguleerd parkeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beroep
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser woont op het woonwagenkamp aan de [straat 2] in [plaats] . Voorafgaand aan het nemen van het Aanwijzingsbesluit was het parkeren in de straat van eiser niet gereguleerd. Op grond van het Aanwijzingsbesluit heeft het college het gereguleerd parkeren in [plaats] uitgebreid door (onder meer) de straat van eiser en omliggende delen van de [wijk 1] aan te wijzen als locatie waar betaald parkeren wordt ingevoerd en waar een bezoekersregeling geldt. Het college heeft in het bestreden besluit de gemaakte bezwaren tegen het Aanwijzingsbesluit ongegrond verklaard en het Aanwijzingsbesluit in stand gelaten.
5. Eiser voert aan dat er geen juridische en feitelijke grondslag bestaat om betaald parkeren in te voeren in het deel van de [straat 2] waar eiser woont. Er is volgens eiser geen sprake van parkeeroverlast, een ‘waterbed-effect’ is niet te verwachten en de gevolgen van het bestreden besluit zijn onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Het Aanwijzingsbesluit is in strijd met evenredigheids- en het motiveringsbeginsel. Voor wat betreft de uniforme, vaste gedragslijn bij de aanwijzing van het afgebakende gebied voor de parkeerregulering voert eiser aan dat er, primair, geen sprake is van een uniforme, vaste gedragslijn, omdat dit niet is gemotiveerd. Subsidiair is afwijking van deze gedragslijn door de ligging en opzet van het woonwagenkamp in overeenstemming met de gedragslijn en meer subsidiair is afwijking van deze gedragslijn mogelijk en zorgvuldig. Het college is bij de invoering van gereguleerd parkeren in 2020 in [wijk 2] en omgeving voor de [straat 1] afgeweken van het vastgestelde afgebakende gebied.
5.1
Het college stelt dat het beoordelingsruimte heeft bij de invoering van gereguleerd parkeren en heeft in de belangenafweging in het Aanwijzingsbesluit aan andere belangen meer gewicht toegekend. De invoering van parkeerregulering omvat altijd een groter gebied, omdat hiermee het ‘waterbed-effect’ vermeden wordt. Er wordt geen uitzondering gemaakt op straatniveau. Dit is een uniforme en bestendige gedragslijn. De gestelde lagere parkeerdruk in de straat is geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor afwijking van het beleid, het college wenst verschillen in het fiscaal belasten in een bepaald gebied zo veel mogelijk te voorkomen en een uitzondering op de uniforme, vaste gedragslijn verdraagt zich niet met de gemeentelijke normalisatiestrategie. Een uitzondering zorgt bovendien voor mogelijke precedentwerking. De gestelde onevenredige benadeling is niet aangetoond en de invoering van gereguleerd parkeren heeft niet tot problemen op het woonwagenkamp geleid. Voor wat betreft de [straat 1] stelt het college dat deze straat onderdeel uitmaakt van de [wijk 3] en om die reden geen onderdeel uitmaakte van de invoering van gereguleerd parkeren in [wijk 2] en omstreken.
5.2
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Parkeerverordening [plaats] 2022 (Parkeerverordening) kan het college gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunningshouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat het college per gebied de tijdstippen kan vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan. De Parkeerverordening is nader uitgewerkt in de Beleidsregels invoering gereguleerd parkeren [plaats] 2022 (Beleidsregels). Op grond van artikel 1, sub b, van de Beleidsregels kan het college besluiten om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen als sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied en/of omgeving waardoor de parkeerdruk in de toekomst zal toenemen. Gelet op artikel 1, sub a van dit artikel kan het college hiertoe kan besluiten als uit parkeertellingen en waarnemingen blijkt dat er op verschillende momenten in het gebied sprake is van aantoonbare overlast, namelijk een parkeerdruk van meer dan 90% door parkeerders in het gebied.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat het college bevoegd is om gebieden in [plaats] aan te wijzen ten behoeve van het instellen of uitbreiden van gereguleerd parkeren en dat de straat van eiser ook onder het gereguleerd parkeren valt. Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bevoegdheid heeft het college beoordelingsruimte en dat betekent dat de rechtbank de toepassing van die bevoegdheid door het college terughoudend toetst.
5.4
De rechtbank leidt uit het dossier af dat het college in de periode van 1 oktober 2016 tot medio maart 2019 gereguleerd parkeren heeft ingevoerd in de wijken [wijk 4] en [wijk 5] en een deel van de [wijk 1] . Als gevolg van het parkeren van de tweede en derde auto door bewoners en medewerkers van werkgevers in [wijk 4] is de openbare parkeercapaciteit in het oostelijk deel van de [wijk 1] onder druk komen te staan. Verder vonden in het gebied ruimtelijke ontwikkelingen plaats in de vorm van de realisering van diverse woningbouwprojecten. Uit metingen van de parkeerdruk volgde dat sprake is van een hoge parkeerdruk. Het college heeft vervolgens op 26 april 2021 besloten om gereguleerd parkeren in het resterende deel van de [wijk 1] tot aan de [straat 4] via een directe aanwijzing in te voeren.
Vanaf 3 januari 2022 is het gereguleerd parkeren uitgebreid met de invoering van gereguleerd parkeren in onder andere de [straat 2] (tot aan de [straat 3] ). Onder meer het gedeelte van de [straat 2] waar het woonwagenkamp is gelegen, viel er nog buiten. Kort na de invoering van de uitbreiding van het gereguleerd parkeren per 3 januari 2022 bleek dat de parkeerdruk in het overige deel van de [wijk 1] toenam. Er zijn metingen gedaan, waaruit volgde dat er in veel straten van het dan nog niet gereguleerde gebied sprake was van een zeer hoge parkeerdruk, terwijl de parkeerdruk van het per januari 2022 gereguleerde gebied is afgenomen.
Voornoemde ontwikkelingen hebben het college ertoe doen besluiten ook in het resterende deel van de [wijk 1] gereguleerd parkeren in te voeren. De rechtbank stelt vast dat dit besluit gebaseerd is op zowel de a grond als de b grond van artikel 1 van de Beleidsregels.
5.5
De artikelen 3 en 4 van de Beleidsregels bepalen de werkwijze respectievelijk voorafgaand aan en na het aanwijzen van een reguleringsgebied. De rechtbank leidt uit het dossier af dat het college de vragen en klachten over de parkeersituatie in het gebied – inclusief het woonwagenkamp aan de [straat 2] – heeft geïnventariseerd, dat de parkeerdruk in kaart is gebracht en dat vervolgens op 26 april 2021 is besloten om gereguleerd parkeren in het resterende deel van de [wijk 1] in te voeren. Vervolgens is een klankbordgroep opgericht, zijn de parkeermogelijkheden op eigen terrein binnen het reguleringsgebied in kaart gebracht en heeft de klankbordgroep het college geadviseerd. Tot slot heeft het college het Aanwijzingsbesluit genomen met de gebieden, straten en tijden voor vergunning parkeren. Eiser bestrijdt niet dat de werkwijze in voornoemde artikelen is gevolgd.
5.6
De kern van het beroep van eiser is dat hij wenst dat het woonwagenkamp in de [straat 2] niet wordt meegenomen in de uitbreiding van het gereguleerd parkeren in de [wijk 1] . Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van parkeerdruk in het deel van de [straat 2] waar hij woont. Het college stelt in het bestreden besluit echter dat er een uniforme, bestendige gedragslijn is bij de invoering van parkeerregulering. Er worden geen uitzonderingen op straatniveau gemaakt.
De rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het invoeren van parkeerregulering in het resterende deel van de [wijk 1] . De door het college geschetste ruimtelijke ontwikkelingen in de wijk en de parkeerdruk vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende grondslag om daartoe te besluiten. Dat eiser geen parkeerdruk ervaart, is op zichzelf onvoldoende om het woonwagenkamp van het vastgestelde afgebakende gebied uit te zonderen. Uit de beleidsregels volgt niet dat in ieder (sub)onderdeel van het gebied op meerdere momenten sprake moet zijn van een parkeerdruk van tenminste 90%. Een redelijke uitleg van de beleidsregels verzet zich evenmin tegen het uitgaan van de parkeerdruk op piekmomenten. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college in redelijkheid rekening houden met het ‘waterbedeffect’ [1] , omdat dit een bekend gevolg is van de invoering van parkeerregulatie. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college zich daarbij ook baseren op de ervaringen naar aanleiding van de gedeeltelijke uitbreiding van het gereguleerd parkeren in januari 2022. Het college mocht er daarbij van uitgaan dat alleen een fysieke scheiding tussen een wel en niet gereguleerd gebied, dat effect beperkt of vermindert. Omdat er juridisch geen beletselen zijn om ook op het woonwagenkamp te parkeren, mocht het college naar het oordeel van de rechtbank voor deze fysieke scheiding in redelijkheid dan ook aansluiten bij de [straat 5] als fysieke scheiding.
5.7
Voor wat betreft de grond over de uniforme vaste gedragslijn geldt het volgende. Deze gedragslijn houdt in dat er op straatniveau geen uitzondering wordt gemaakt bij de invoering van parkeerregulering. Deze gedragslijn is niet neergelegd in een beleidsregel. Het college mag een uniforme vaste gedragslijn volgen, als de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw wordt gemotiveerd. [2] In het bestreden besluit is gemotiveerd uiteengezet dat alles wat binnen een afgebakend gebied als openbare weg kan worden aangemerkt, met parkeerplaatsen, direct onder het regime volgt, ook wanneer daar op dat moment de parkeeroverlast minder is. Dit geldt voor alle openbare gebieden in [plaats] , zonder uitzondering, ook als het gaat om hofjes, of een woonerf, of een woonwagenlocatie. Daarbij is ook van belang dat het hanteren van aaneengesloten gebieden, met een duidelijke en logische begrenzing, duidelijkheid creëert voor de parkeerders van buiten het gebied, aldus het college. Ter zitting is nog toegelicht dat het gereguleerd parkeren in het resterende deel van de [wijk 1] in twee fasen is ingevoerd, maar dat in geen van de fasen straten binnen een gebied zijn uitgezonderd. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van zodanige omstandigheden dat het college in het geval van eiser in redelijkheid een uitzondering had moeten maken op de uniforme vaste gedragslijn.
5.8
Eiser heeft voor de afwijking van de uniforme vaste gedragslijn ook gewezen op de invoering van gereguleerd parkeren in [wijk 2] en omstreken in 2020. Hierbij is de [straat 1] – die volgens eiser onderdeel uitmaakt van de [wijk 2] – op verzoek van een deel van de bewoners bewust niet in de parkeerregulatie meegenomen. Het college stelt dat deze straat valt onder de [wijk 3] en dat de straat daarom niet in de parkeerregulatie van [wijk 2] en omstreken is meegenomen.
5.9
De [straat 1] loopt vanaf de kruising met de [straat 7] in zuidelijke richting tot het viaduct onder de [weg] en is daarmee een grenslijn tussen de wijken [wijk 2] en [wijk 3] . Ten westen van de [straat 1] ligt de [wijk 1] [wijk 2] en ten oosten ligt de [wijk 3] . Het appartementencomplex met huisnummers [nummer 1] tot en met [nummer 2] aan de [straat 1] ligt aan de kant van [wijk 2] , dichtbij het [straat 6] waar de eigenaren van de betreffende huisnummers ook parkeren. Het [straat 6] is onderdeel van de [wijk 2] . De parkeergelegenheid van het appartementencomplex ligt aan de achterzijde van het complex. Het college heeft ten tijde van de invoering van het gereguleerd parkeren in [wijk 2] en omstreken op uitdrukkelijk verzoek van deze bewoners het betreffende complex in het gemeentelijke systeem opgenomen als onderdeel van [wijk 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is hier dan ook sprake van een zeer specifiek geval, waarin de betreffende woningen strikt genomen niet onder het regulatiegebied vallen, maar de parkeerplaatsen wel. Inmiddels is overigens in het hele gebied – inclusief de [wijk 3] – gereguleerd parkeren ingevoerd. Voor zover er al sprake is van een uitzondering op de uniforme vaste gedragslijn is dat dan ook een tijdelijke uitzondering geweest.
5.1
Eiser heeft een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Dit houdt in dat de voor een of meer nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Bij de belangenafweging dient het college onder meer de leefbaarheid, de openbare orde en het algemeen belang af te wegen tegen de belangen van eiser. Omdat steden steeds drukker worden door een toename van activiteiten en inwoners zijn de fysieke mogelijkheden om voldoende parkeergelegenheid te creëren beperkt. Parkeerregulatie is een manier om de parkeerdruk te verminderen en daarmee een geschikt en noodzakelijk middel. Naar het oordeel van de rechtbank is de invoering van gereguleerd parkeren in de wijk – inclusief het woonwagenkamp – niet onevenredig. Eiser heeft niet gesteld waarom het gereguleerd parkeren voor hem zodanige onevenredige gevolgen heeft dat hiervan in het deel van de [straat 2] waar hij woont, moet worden afgezien. In de parkeerregulering zijn verder voorzieningen opgenomen waardoor bezoekers tegen gereduceerd tarief kunnen parkeren. Eventuele financiële gevolgen voor bezoekers worden daardoor beperkt. Aan het beroep van eiser op de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 [3] hecht de rechtbank niet de waarde die eiser aan deze uitspraak hecht. De noodzaak tot invoering van de uitbreiding van het gereguleerd parkeren is inzichtelijk gemaakt en het merendeel van de inwoners van de [wijk 1] is het hiermee eens.
5.11
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college in redelijkheid op de daarvoor gehanteerde gronden heeft kunnen besluiten het Aanwijzingsbesluit vast te stellen en in stand te laten. Het college hoefde in de door eiser aangevoerde persoonlijke belangen geen aanleiding te zien diens individuele belang zwaarder te laten wegen dan het algemene belang. Verder is het besluit voldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Er is geen grond voor toekenning van een proceskostenvergoeding en eiser krijgt evenmin het betaalde griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2024 door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:4, tweede lid:
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Parkeerverordening [plaats] 2022 (Parkeerverordening)
Artikel 3, eerste en vierde lid:
1. Het college kan gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.
4. Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.
Artikel 23, eerste lid:
1. Het college kan nadere (beleids)regels stellen ter uitwerking van het bepaalde in deze verordening.
Beleidsregels invoering gereguleerd parkeren [plaats] 2022 (Beleidsregels)
Artikel 1:
Het college kan besluiten om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen als sprake is van één of meer van de volgende criteria: a. Uit parkeertellingen en waarnemingen op verschillende momenten in het desbetreffende gebied blijkt dat sprake is van aantoonbare overlast, te weten een parkeerdruk van meer dan 90% door parkeerders in het gebied. De genoemde 90% wordt in beeld gebracht middels metingen aan de hand van meerdere piekmomenten en dient aanwezig te zijn in een meerderheid van de individuele straten. b. Er is sprake van ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied en/of omgeving waardoor de parkeerdruk in de toekomst zal toenemen. Onder dit criterium valt ook de situatie dat met parkeerregulering ongewenste effecten kunnen worden voorkomen. c. Er is sprake van onveilige situaties in het desbetreffende gebied.
Artikel 2:
Indien het college besluit om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen, zoals bedoeld in artikel 1, brengt zij de raad hiervan op de hoogte middels een raadsbrief.
Artikel 3:
Alvorens het college overgaat tot het besluit om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen, wordt de volgende werkwijze gevolgd. - Vragen en klachten van bewoners m.b.t. de parkeersituatie ter plaatse, worden door de gemeente geregistreerd. Vervolgens vindt er een analyse plaats of het invoeren van gereguleerd parkeren een oplossing kan vormen voor het betreffende gebied. De gemeente houdt in dit verband de bewoners op de hoogte. De gemeente kan ook op eigen initiatief overgaan tot de genoemde analyse.
-Aan de hand van een capaciteitstelling en meting wordt de ter plaatse aanwezige parkeerdruk in beeld gebracht. Bij het bepalen van de omvang van het te reguleren gebied wordt tevens rekening gehouden met het waterbedeffect (verschuiving van de parkeerdruk naar niet-gereguleerde straten).
-Op basis van de verzamelde gegevens besluit het college of het betreffende gebied moet worden aangewezen als nieuw reguleringsgebied. Het besluit tot aanwijzen van een reguleringsgebied is een intentiebesluit en daarmee de start van een vervolgproces, zoals beschreven in artikel 4.
Artikel 4: - Nadat het college heeft besloten om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen, wordt een Klankbordgroep opgericht. Een Klankbordgroep bestaat uit een vertegenwoordiging van de bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden in het bewuste gebied. De Klankbordgroep adviseert over o.a. de reguleringstijden en de plaats van parkeerautomaten.
-Er vindt een inventarisatie plaats van alle parkeermogelijkheden op eigen terrein binnen het reguleringsgebied. Met de betrokkenen wordt in dit verband inhoudelijk gecommuniceerd.
-Na advisering door de Klankbordgroep worden de Aanwijzingsbesluiten Parkeren en Parkeerbelastingen vastgesteld door het college.
-In het Aanwijzingsbesluit Parkeerbelastingen worden de gebieden, straten en tijden aangewezen waar en wanneer tegen betaling van de parkeerbelasting mag worden geparkeerd: het fiscaal parkeren. (….)
In het Aanwijzingsbesluit Parkeren worden de gebieden, straten en tijden aangewezen m.b.t. vergunning-parkeren. (….)

Voetnoten

1.Als gereguleerd parkeren enkel in de drukste straten van het gebied wordt ingevoerd, dan verplaatst het verkeer zich naar het deel van het gebied dat niet gereguleerd wordt.
2.ABRvS 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2766.
3.Rechtbank Amsterdam 30 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU7618.