Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de spreekaantekeningen van mr. Oudijk.
2.De feiten
Graag ook opnemen dat de uitvoering van deze medewerking plaatsvindt binnen dezelfde tijd als dat de koper de procedure doorloopt voor ruimte voor ruimte; i.e. geen vertraging plaatsvindt van de te doorlopen procedure van de koper.”
Daarnaast is het mij in de tekst van de concept koopovereenkomst nog niet helemaal duidelijk hoe geborgd is dat verkoper ook tijdig de procedure doorloopt zodat er geen vertraging ontstaat in de doorloop van wijziging bestemmingsplan procedure van de koper. Misschien anders even samen overleggen aan de keukentafel hoe aan julie kant de procedure loopt en ook borging in de tekst.
Verkoper is gehouden alle medewerking te verlenen die ingevolge artikel 3.80 Interim omgevingsverordening provincie Noord Brabant (IOV) en/of het gemeentelijk (Drimmelen) beleid inzake ruimte voor ruimte benodigd is om de opstal aan [adres] , [plaats 1] te ontwikkelen tot ruimte voor ruimte woning, echter uitsluitend voor zover die medewerking ziet op de inzet van de bouwtitel ten behoeve van deze ontwikkeling. In dit verband valt met name te denken aan het slopen van de varkensstallen met bijbehorende voorzieningen en het ter doorhaling inleveren bij de RvO van een varkensrecht in een omvang van 3.500 kg fosfaat. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van verkoper. Deze verplichting heeft geen betrekking op de bestemmingplanprocedure die door koper gevoerd wordt om de bestaande bestemming van de opstal te wijzigen in ‘Wonen’ (met Groen) waarvan de kosten voor rekening van koper komen. De medewerking door verkoper loopt in de tijd en procedureel zo veel mogelijk parallel aan deze bestemmingsplanprocedure zodat het ontwerp bestemmingplan ter visie ligt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
De medewerking door verkoper loopt in de tijd en procedureel zo veel mogelijk parallel aan deze bestemmingsplanprocedure zodat het ontwerp bestemmingplan ter visie ligt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.”
de medewerking door verkoper[ [gedaagde] ] (…)
aan deze bestemmingsplanprocedure’. Logischerwijs verleent [gedaagde] medewerking aan de procedure van [eiser] . Bovendien verwijst ‘
deze’ logischerwijs op de zin ervoor, waarin wordt gerefereerd aan de bestemmingsplanprocedure die door koper, [eiser] , wordt gevoerd. Ook uit de omstandigheden volgt dat de bestemmingsplanprocedure van [eiser] wordt bedoeld. Volgens [eiser] moest hij vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ontwerpbestemmingsplan ter inzage leggen, omdat hij daarna de bestemmingsplanprocedure niet meer kon starten. De Omgevingswet werkt namelijk met een omgevingsplan. [gedaagde] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] stelt weliswaar dat het er vooral om ging dat het ontwerp bestemmingsplan van de slooplocatie (dus de locatie van [gedaagde] ) vóór 1 januari 2023 ter inzage lag, maar de rechtbank leidt dit niet af uit de correspondentie (met de gemeente). [2]
“in tijd en procedureel zo veel mogelijk parallel”. Volgens [eiser] is deze zinssnede opgenomen om te garanderen dat er geen vertraging zou ontstaan vanwege het door [gedaagde] te laat doorlopen van de procedure voor de bouwtitel. [eiser] wijst op de opmerkingen die hij in het voortraject, bij de totstandkoming van de koopovereenkomst, in dat kader heeft gemaakt. [eiser] stelt dat hij direct na het sluiten van de koopovereenkomst aan de slag is gegaan met zijn bestemmingsplanprocedure. [gedaagde] daarentegen had in augustus nog geen enkel bewijsstuk overgelegd dat hij voldaan had aan de voorwaarden voor een bouwtitel. Bovendien is hij een discussie gestart met de gemeente en de provincie over het aantal sloopmeters. Verder heeft hij ten onrechte voorgesteld om het tekort aan te vullen met sloopmeters van een ander bedrijf. [gedaagde] heeft aan [eiser] een bouwtitel gebaseerd op 1.000 m2 van zíjn varkensbedrijf verkocht. Dit heeft de procedure vertraagd. [eiser] stelt dat [gedaagde] daardoor tekort is geschoten in de verplichting om de procedures gelijk op te laten lopen en niet te vertragen.
in de tijd en procedureel zo veel mogelijk parallel’ niet concreet is. Uit de stellingen blijkt dat partijen deze bepaling ook niet concreet hebben gemaakt. Ze hebben geen planning afgesproken en ook is niet besproken wie wanneer welke stap in de procedure gaat ondernemen. [eiser] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat deze zinsnede is toegevoegd om vertraging van de zijde van [gedaagde] te voorkomen. De vraag is vervolgens of iedere vertraging in de procedure dan ook een tekortkoming van [gedaagde] oplevert. De rechtbank oordeelt dat dat niet het geval is. Uit de overeenkomst blijkt dat partijen er rekening mee hebben gehouden dat er externe factoren kunnen zijn waardoor de procedures vertraging oplopen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de bewoordingen ‘zo veel mogelijk’, maar ook in artikel 4 van de koopovereenkomst – waarop [gedaagde] wijst – waarin is geregeld dat partijen de overeenkomst kunnen ontbinden als de gemeente en/of de provincie niet uiterlijk 1 januari 2024 definitieve medewerking heeft verleend aan de herziening van het bestemmingsplan. De rechtbank is daarom van oordeel dat een vertraging in de procedure van [eiser] op grond van artikel 2 van de koopovereenkomst weliswaar een tekortkoming kan opleveren, maar alleen als die vertraging aan [gedaagde] te wijten is. [gedaagde] is in dat geval op grond van artikel 5 van de koopovereenkomst pas een boete verschuldigd als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft.
‘zodat het ontwerp bestemmingplan ter visie ligt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt’. Dat was van belang omdat vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet de regelgeving zou wijzigen. Op het moment van ondertekening was 1 januari 2023 de datum van inwerkingtreding, maar die datum is uiteindelijk twee keer uitgesteld tot 1 januari 2024. [eiser] heeft nog gewezen op de e-mail van [adviseur] van 1 augustus 2022 [3] . In deze e-mail schrijft [adviseur] : “
Uit artikel 2 van jouw koopovereenkomst met de familie [gedaagde] volgt dat het ontwerp-bestemmingplan ter visie moet liggen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, dus vooralsnog op 1 januari 2023.” Anders dan [eiser] leidt de rechtbank uit deze e-mail niet af dat [adviseur] (namens [gedaagde] ) hier bevestigt dat 1 januari 2023 een fatale termijn is. [adviseur] schrijft dat de Omgevingswet
vooralsnog op 1 januari 2023in werking treedt. De rechtbank vindt hierin de bevestiging dat het voor partijen niet zozeer van belang was het concept bestemmingsplan voor 1 januari 2023 ter inzage lag, maar vooral van belang was dat het voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet – en daarmee de wijziging van de regelgeving – ter inzage lag. Dat is gelukt. Van een schending van een fatale termijn door [gedaagde] is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake.