ECLI:NL:RBZWB:2024:4575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
24/1689
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het kappen van een monumentale boom in Breda

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van de gemeente Breda om een omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van een moeraseik met monumentale status. De aanvraag voor de vergunning werd ingediend op 30 november 2022, maar afgewezen op 22 juni 2023, met een bevestiging van de afwijzing op 4 januari 2024 na bezwaar van eiser. De rechtbank behandelt het beroep op 27 juni 2024 en concludeert dat de gemeente de vergunning op goede gronden heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de boom als Waardevolle houtopstand is aangemerkt, wat betekent dat er een kapverbod geldt. Eiser betwist deze status en stelt dat de boom overlast en onveilige situaties veroorzaakt. De rechtbank overweegt dat de gemeente verschillende onderzoeken heeft laten uitvoeren, waaruit blijkt dat er geen causaal verband is tussen de boom en de schade aan de woning van eiser. De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan het belang van behoud van de boom. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1689

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

(gemachtigde: [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser met betrekking tot de weigering van de door de gemeente Breda aangevraagde omgevingsvergunning voor het kappen van een boom ter hoogte van de [adres] in [plaats] .
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, bijgestaan door zijn echtgenote, dochter, buurvrouw [naam 1] en zijn gemachtigde. Namens het college was mevrouw [naam 2] aanwezig, bijgestaan door mevrouw ing. [naam 3] en de heer ing. [naam 4] , beiden adviseur stedelijk groen en bomen bij de gemeente Breda.

Totstandkoming van het besluit

2. In een gemeenteplantsoen in de [straat] in [plaats] staat ter hoogte van huisnummer [adres] een moeraseik met een monumentale status; nummer: BP567 (hierna: de boom). De boom staat op de ‘Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden.
3. Eiser woont met zijn gezin aan de [straat] op nummer [adres] . Hij huurt de woning van woningstichting WonenBreburg.
4. In de afgelopen jaren heeft de gemeente Breda (hierna: de gemeente) diverse klachten/meldingen ontvangen van omwonenden over de (potentiële) overlast die de boom veroorzaakt.
5. Op 30 november 2022 heeft de gemeente een aanvraag ingediend bij het college voor een omgevingsvergunning voor het vellen van de boom. In de aanvraag is als reden voor het vellen/kappen van de houtopstand opgenomen:
“De boom veroorzaakt schade aan achterstaande tuinmuur en voorgelegen trottoir en wegdek.”Er is daarbij een herplantplan ingediend om de waarde van de te vellen boom te compenseren. De ontvangst van de aanvraag is op 5 december 2022 bekendgemaakt.
6. Op 13 januari 2023 heeft de gemeente een ‘Breda Bericht’ verstuurd aan de bewoners van de [straat] nummers [huisnummers] met als onderwerp: “Kap boom en herplant [straat] ”. In dit bericht staat onder meer:

“In het eerste kwartaal van 2023 kapt de Gemeente Breda één boom in de [straat] . Dit is nodig omdat de boom zorgt voor overlast en mogelijk onveilige situaties.”

7. Bij brief van 23 januari 2023 heeft het college de gemeente om een nadere onderbouwing gevraagd van het feit dat de boom schade aan het wegdek en de tuinmuur veroorzaakt, alsmede een onderbouwing dat het voorkomen van verdere schade zwaarder weegt dan het belang van behoud van deze waardevolle boom.
8. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente Crawford & Company Nederland B.V. (hierna: Crawford) gevraagd onderzoek te doen naar de scheurvorming aan de buitengevel van de woning van eiser. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in de rapportages van 20 april 2023 en 5 juni 2023. Crawford heeft B-Vier Boomspecialist ingeschakeld om graafwerkzaamheden te verrichten om zo de actuele wortelgroei in beeld te brengen. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 14 juni 2023.
In de rapportage van Crawford van 20 april 2023 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
Claim
Wederpartij liet ons enkele scheuren zien in de buitengevel van de woning. Wederpartij verklaarde dat hij van mening is dat de scheuren hun oorsprong vinden in de wortelgroei van de boom. (…)
Beoordeling claim
Wij hebben de scheuren bekeken en vastgesteld dat sprake is van oude scheurvorming. Dit wordt vooral gekenmerkt door afgeronde hoeken van het breukvlak.
De scheuren bevinden zich op de rechter uitwendige hoek van de rechter zijgevel, alsmede in de inwendige hoek van het gemetselde rookgaskanaal tevens gesitueerd in de rechter zijgevel. Wij achten het redelijk te stellen dat de scheuren, gelet op hun uiterlijke kenmerken, hun oorsprong vinden in reguliere constructieve spanning, dan wel bouwkundige staat van de materialen.
Wij hebben geen causaliteit kunnen aantonen tussen de scheuren in relatie tot de boom.”
In de rapportage van Crawford van 5 juni 2023 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) U heeft ons verzocht aanvullend onderzoek te laten verrichten naar de wortelgroei in verhouding tot de scheurvorming van de naastgelegen woning, [adres] te [plaats] . (…)
Aanvullend onderzoek
Op uw verzoek hebben wij B-Vier Boomspecialist te Breda opdracht gegeven voor het verrichten van graafwerkzaamheden en het in beeld brengen van de actuele wortelgroei. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 25 mei 2023. (…)
Bevindingen expert
Wij kunnen op basis van onze beide bezoeken, alsmede de uitkomst van het onderzoek door B-Vier, geen causaliteit aantonen.”
Het rapport van B-Vier Boomspecialist van 14 juni 2023 luidt, voor zover hier van belang:
“1.3 Adviesvraag
Om na te gaan of gevelscheuren veroorzaakt worden door de boom is op de locatie waar de scheuren zich bevinden een wortelonderzoek gedaan. De vraag hierbij is of er, direct onder de gevelscheuren, wortels door de muur komen die de scheuren veroorzaken.
(…)

3 Conclusies

(…)
Gedurende de graafwerkzaamheden is gebleken dat de wortels niet door het metselwerk van de woning zijn gegroeid. De wortels van de boom hebben derhalve geen schade veroorzaakt aan de gevel. De scheurvorming in de gevel heeft derhalve een andere oorzaak.
De overlast van de boom voor de directe buren kan verminderd worden door het onderhoudsinterval te verhogen naar elk jaar. Er is nu licht dood hout waargenomen dat kan worden verwijderd.
De boom heeft een goede conditie en een levensverwachting van meer van 15 jaar. Er is dus geen veiligheidsreden de boom te verwijderen. (…)”
9. In het besluit van 22 juni 2023 (primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Daartoe heeft het college overwogen dat de boom een Waardevolle houtopstand betreft en dat het op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018 (hierna: de APV) verboden is om Waardevolle houtopstanden te (doen) vellen. Volgens het college is geen sprake van één van de uitzonderingsgronden op grond waarvan een ontheffing kan worden verleend van dit verbod. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat niet is aangetoond dat de boom schade veroorzaakt of dusdanige gebreken vertoont dat moet worden gevreesd voor de veiligheid, aldus het college.
10. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
11. Op 12 september 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie).
Tijdens de hoorzitting is door vertegenwoordigers van de gemeente met eiser afgesproken dat een locatiebezoek/gesprek zou plaatsvinden. Tijdens dat bezoek/gesprek zijn feiten en omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding gaven voor nader onderzoek. Omdat de resultaten van dit onderzoek moesten worden afgewacht, heeft eiser desgevraagd door het college per e-mail van 7 december 2023 ingestemd met (nader) uitstel van de beslistermijn van zijn bezwaarschrift tot uiterlijk 4 januari 2024.
12. Op 2 november 2023 heeft het college een melding ontvangen van eiser en buurvrouw [naam 1] over uit de boom gewaaide takken. Op 8 november 2023 is de boom gesnoeid, volgens het BoomVeiligheidsControle(BVC)-rapport.
13. Bomenwacht Nederland heeft op verzoek van de gemeente een bewortelingsonderzoek uitgevoerd bij de boom. Op 18 december 2023 is een rapportage uitgebracht. Het advies luidt als volgt:
“De boom heeft tijdens het plaatsen van de glasvezelkabel vermoedelijk wel schade ondervonden, maar buiten de theoretische stabiliteitskluit en aan fijne en dunne beworteling. De laatste graafwerkzaamheden hebben ongeveer 2 jaar geleden plaatsgevonden (volgens informatie van de opdrachtgever en de KLIC-melding). De boom heeft daarmee voldoende tijd gehad om te herstellen van eventuele schade. Momenteel is er geen aanleiding om aan te nemen dat bij de boom sprake is van een verhoogde kans op windworp.
De bestratingsopdruk is op te lossen, waarbij de boom duurzaam kan worden behouden. Dit door de oppervlakkige beworteling te verwijderen, wat een minimale invloed zal hebben op de opnamecapaciteit van de boom. Deze beworteling zal in de toekomst naar verwachting regenereren.”
14. In het advies van 20 oktober 2023 heeft de commissie geconcludeerd dat de bezwaren van eiser ongegrond zijn en het college geadviseerd om het besluit van 22 juni 2023 in stand te laten.
15. In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

16. De rechtbank beoordeelt of het college de aangevraagde omgevingsvergunning voor het kappen van de boom op goede gronden heeft geweigerd. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
17. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
17.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 30 november 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
17.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
18. Eiser stelt zich op het standpunt dat de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd door het college, zodat de boom gekapt kan worden. Primair betwist eiser daartoe dat de boom een Waardevolle houtopstand is die niet zonder meer gekapt kan worden. Subsidiair doet eiser een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Meer subsidiair stelt eiser dat zijn belangen en de belangen van de buurtbewoners, de overlast en de onveilige situatie die de boom volgens hem veroorzaakt, zwaarder dienen te wegen dan het algemeen belang van behoud van de boom. Volgens eiser is sprake van een uitzonderingssituatie zodat op grond van artikel 4:11 van de APV een ontheffing van het kapverbod kan worden verleend.
Beoordelingswijze
19. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) [1] , de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, moet een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand worden getoetst aan de lokaal van toepassing zijnde verordening. Die verordening is in dit geval de APV. Bij de beslissing om een omgevingsvergunning te weigeren moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden die vóór en tegen het kappen van de boom pleiten. Het college moet het belang van de noodzaak van de kap van de boom afwegen tegen het behoud van de waarde van de boom. Het college heeft bij die belangenafweging beleidsruimte. De rechtbank toetst het besluit van het college daarom terughoudend, waarbij de rechtbank de vraag moet beantwoorden of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom heeft kunnen weigeren.
Is sprake van een waardevolle houtopstand?
20. Eiser heeft primair betwist dat de boom een Waardevolle houtopstand is waar een kapverbod voor geldt.
21. Op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de APV kan het college houtopstanden aanwijzen als Waardevolle houtopstanden, mits de conditie en de groeiruimte van de houtopstand aanvaardbaar zijn en de houtopstand beschikt over één of meer van de in dit artikel genoemde waarden. Het college heeft toegelicht dat de waarden ‘Cultuurhistorie’ en ‘Stedenbouw en/of landschap’ voor deze boom van toepassing zijn. De boom is aangeplant omstreeks 1950 en dus ruim 70 jaar oud. Door zijn afmetingen is de boom beeldbepalend in het straatbeeld. De boom staat in een omgeving die verder weinig groen is en veel bebouwing en verharding kent. De boom verhoogt volgens het college de fysieke leefomgevingskwaliteit. De boom is, conform artikel 4:8, derde lid, van de APV, in 2016 opgenomen op de ‘Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden’. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de concept Bomenkaart is gepubliceerd, zodat er gelegenheid was om daarop te reageren. Tegen het plaatsen van deze boom op de Bomenkaart is destijds geen bezwaar gemaakt.
22. De rechtbank overweegt dat het besluit tot aanwijzing van de boom als Waardevolle houtopstand in deze procedure niet ter discussie staat. Dat de boom volgens de Bomenkaart een Waardevolle houtopstand is, zodat op grond van artikel 4:10, eerste lid, van de APV een kapverbod geldt, is dus een gegeven waar de rechtbank in deze procedure vanuit moet gaan. De primaire beroepsgrond van eiser faalt.
Is er reden voor het verlenen van een ontheffing van het kapverbod?
23. Eiser stelt dat de boom zorgt voor overlast en een onveilige situatie, zodat op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV een ontheffing van het kapverbod dient te worden verleend.
24. Op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV kan het college ontheffing verlenen van het kapverbod door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van een Waardevolle houtopstand. Een ontheffing wordt op grond van het tweede lid van dit artikel slechts bij uitzondering verleend als (a) uit een integrale afweging is gebleken dat er een zwaarder wegend belang bestaat dan het belang van behoud van de Waardevolle houtopstand en alternatieven voor behoud goed zijn onderzocht en niet haalbaar zijn gebleken, of (b) naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
Is er naar boomdeskundige maatstaven een reden om de boom te kappen ter voorkoming van letsel of schade?
25. De rechtbank overweegt dat de gemeente op verzoek van het college een aantal onderzoeken heeft laten verrichten om vast te kunnen stellen of één van de uitzonderingsgronden genoemd in artikel 4:11, tweede lid, van de APV zich voordoet.
26. Uit de rapporten van Crawford blijkt dat er geen causaal verband kan worden aangetoond tussen de scheuren in de gevel van de woning van eiser en de (wortelgroei van de) boom. Uit het rapport van B-Vier Boomspecialist volgt dat de boom in goede conditie is en een levensverwachting van meer dan 15 jaar heeft. Er is volgens deze boomspecialist geen veiligheidsreden om de boom te verwijderen. Dit wordt nogmaals bevestigd door het rapport van Bomenwacht Nederland, waaruit volgt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat bij de boom sprake is van een verhoogde kans op windworp. De geconstateerde bestratingsopdruk is volgens dit rapport eenvoudig op te lossen door de oppervlakkige beworteling te verwijderen, waarbij de boom duurzaam kan worden behouden. De rechtbank concludeert dat uit geen van deze onderzoeken is gebleken dat instandhouding van de boom naar boomdeskundige maatstaven niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
27. Uit vaste rechtspraak van de AbRvS volgt dat het college van een gegeven deskundigenadvies mag uitgaan nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [2] De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft gesteld dat voormelde rapportages van Crawford, B-Vier Boomspecialist en Bomenwacht Nederland niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, onbegrijpelijk zijn of dat hier anderszins gebreken aan kleven. De enkele opmerking van eiser ter zitting dat hij deze deskundigen niet vertrouwt, is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft de conclusies van de deskundigen niet weerlegd met een tegenonderzoek. Het kapadvies in het overgelegde boompaspoort en de aanduiding van de boom hierin als ‘risicoboom’ maken, anders dan de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gesteld, niet dat een tegenonderzoek niet meer nodig is. Het college heeft ter zitting toegelicht dat dit kapadvies is gegeven door een boomtechnisch specialist van de gemeente naar aanleiding van een visuele inspectie van de boom voorafgaand aan de vergunningaanvraag. Dat de boom schade zou veroorzaken aan de achtergelegen tuinmuur en worteldruk onder voorliggende bestrating, zoals in het boompaspoort is vermeld, is slechts een aanname van deze boomtechnisch specialist. Naar aanleiding van de vergunningaanvraag zijn vervolgens externe adviesbureaus ingeschakeld voor een nader, onafhankelijk onderzoek, waarin zowel boomtechnische als bouwtechnische aspecten zijn meegenomen. De uitkomst van de onderzoeken van deze externe adviesbureaus is dat er naar boomdeskundige maatstaven geen reden is om de boom te kappen. Het had daardoor op de weg van eiser gelegen om het tegendeel aannemelijk te maken met een tegenonderzoek.
28. Nu eiser heeft nagelaten een tegenonderzoek te laten verrichten, mocht het college naar het oordeel van de rechtbank aansluiten bij de rapportages van Crawford, B-Vier Boomspecialist en Bomenwacht Nederland en kon het college op basis daarvan in redelijkheid tot de conclusie komen dat er naar boomdeskundige maatstaven geen reden is om de boom te kappen.
Is uit een integrale afweging gebleken van zwaarder wegende belangen?
29. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het college een integrale afweging heeft gemaakt van alle betrokken belangen en of het college op grond daarvan in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen zwaarder wegende belangen bestaan dan het belang van behoud van de boom, zodat de omgevingsvergunning moest worden geweigerd. Het belang van eiser bestaat uit het verwijderen van de boom omdat hij overlast ervaart van de boom en vreest voor onveilige situaties.
30. De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde rapportages kan worden afgeleid dat de vrees van eiser voor onveilige situaties niet objectief gerechtvaardigd is. Ook in het advies van de commissie is overwogen dat alle onderzoeken bevestigen dat de boom in goede conditie verkeert, geen gebreken vertoont en er geen aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een verhoogde kans op windworp of andere veiligheidsrisico’s. De rechtbank begrijpt dat eiser, zijn gezin en andere omwonenden dit persoonlijk heel anders beleven, omdat de boom zo groot is, dichtbij hun woningen staat en schudt als het hard waait. Hun subjectieve beleving kan echter geen reden zijn om te oordelen dat sprake is van een zwaarder wegend belang dan het belang van behoud van de boom.
31. De overlast die de boom veroorzaakt bestaat volgens eiser uit: wortelopdruk, vallende bladeren, vallende eikels, vallende takken, vogels en dus vogelpoep en schaduw. De commissie heeft deze omstandigheden in haar beoordeling betrokken en heeft in dit verband overwogen dat deze omstandigheden niet van dien aard zijn dat deze overlast aangemerkt moet worden als zwaarder wegend belang dan het belang van behoud van de boom. De commissie heeft daarbij naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat elke boom in meer of mindere mate deze vormen van overlast veroorzaakt. Hoewel de boom bovengemiddeld groot is, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er in dit geval sprake is van dusdanige buitenproportionele en onevenredige overlast dat dit niet in verhouding staat tot het behoud van de boom. Ten aanzien van de aanwezige bestratingsopdruk geldt dat dit volgens de rapportage van Bomenwacht Nederland eenvoudig kan worden opgelost door de oppervlakkige beworteling te verwijderen. Dat de wortelgroei schade veroorzaakt aan het huis van eiser, zoals eiser heeft aangevoerd, is volgens de rapportages van Crawford niet aangetoond.
32. Het college heeft het bezwaar van eiser in het bestreden besluit ongegrond verklaard onder verwijzing naar en met overneming van de motivering van het advies van de commissie. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de commissie een integrale afweging heeft gemaakt van alle betrokken belangen. Het college kon op grond daarvan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot de conclusie komen dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan het belang van behoud van de boom. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het college tegemoet is gekomen aan de belangen van eiser door de boom na een melding van eiser in november 2023 direct volgens de BVC te laten snoeien en door de onderhoudsinterval van de boom te verhogen van drie naar één keer per jaar.
33. Gelet op het voorgaande is niet gebleken van feiten of omstandigheden waarvoor op grond van artikel 4:11, tweede lid (sub a en b) van de APV een ontheffing kan worden verleend van het kapverbod. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid kunnen weigeren.
Vertrouwensbeginsel
34. Tussen partijen is niet in geschil dat het college met het ‘ Breda Bericht’ van 13 januari 2023 bij eiser het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de boom in het eerste kwartaal van 2023 gekapt zou worden en dat de toezegging aan het college kan worden toegerekend.
35. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of dat gewekte vertrouwen moet worden gehonoreerd. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent, zoals volgt uit vaste rechtspraak van de AbRvS [3] , namelijk niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan.
36. Het college heeft gesteld dat zij niet gehouden is om de gewekte verwachting dat de boom gekapt zou worden na te komen, omdat hiervoor in strijd met de regels van de APV een omgevingsvergunning zou moeten worden verleend. Daarbij wijst het college erop dat andere belanghebbenden bezwaar hebben tegen het kappen van de boom.
37. De rechtbank is van oordeel dat het gewekte vertrouwen in dit geval niet hoeft te worden gehonoreerd door het college. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld door de rechtbank volgt dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor de kap van de boom in strijd zou zijn met de regels uit de APV. De regels in de APV zijn bedoeld om Waardevolle houtopstanden te behouden en te beschermen. Deze regels dienen dus het algemeen belang. Het college heeft daarnaast gemotiveerd gesteld dat er andere belanghebbenden zijn die de boom juist willen behouden, omdat deze van betekenis is voor hun woon- en leefklimaat. Er spelen dus ook nog belangen van derden. Het enkele feit dat deze belanghebbenden verder van de boom wonen dan eiser en zijn gezin, maakt dat niet anders. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen beslissen dat het algemene belang van behoud van de boom en nakoming van de regels in de APV, alsmede de individuele belangen van deze derden, in dit geval zwaarder wegen dan het belang van eiser bij de nakoming van het opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat uit onderzoek, dat pas ná de plaatsing van het ‘ Breda Bericht’ is verricht, is gebleken dat de boom geen onevenredige overlast en/of onveilige situaties veroorzaakt. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

38. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom heeft kunnen weigeren. Het beroep van eiser zal dus ongegrond worden verklaard.
39. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 5 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.2, eerste lid, van de Wabo bepaalt, voor zover hier van belang:
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
g. een houtopstand te vellen of te doen vellen,
(…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018 (APV)
Artikel 4:7, eerste lid, onder s, van de APV bepaalt dat in deze afdeling onder Waardevolle houtopstanden wordt verstaan: Houtopstanden die op basis van aanwezige waarde(n) worden beschouwd als behoudenswaardig en/of houtopstanden die zijn/moeten worden aangeplant op basis van een herplantplicht.
In artikel 4:8, eerste lid, van de APV is bepaald dat het college houtopstanden aanwijst als Waardevolle houtopstanden, mits de conditie en de groeiruimte van de houtopstand aanvaardbaar zijn en de houtopstand beschikt over één of meer van de volgende waarden:
Cultuurhistorie;
Stedenbouw en/of landschap;
Ecologie;
Klimaat;
Dendrologie.
Artikel 4:8, derde lid, van de APV bepaalt dat de Waardevolle houtopstanden na aanwijzing als bedoeld in lid 1 en 2, worden opgenomen op de ‘Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden’
Op grond van artikel 4:10 eerste lid van de APV is het verboden om Waardevolle houtopstanden, als bedoeld in artikel 4:8, te (doen) vellen.
Op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV kan het bevoegd gezag ontheffing verlenen van het verbod uit artikel 4:10 door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden.
Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing als bedoeld in lid 1 van dit artikel slechts bij uitzondering kan worden verleend, als:
uit een integrale afweging is gebleken dat er een zwaarder wegend belang bestaat dan het belang van behoud van de Waardevolle houtopstand en alternatieven voor behoud goed zijn onderzocht en niet haalbaar zijn gebleken, of
naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4883.
2.AbRvS van 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3302, r.o. 7.1
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1634.