17.2De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
18. Eiser stelt zich op het standpunt dat de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd door het college, zodat de boom gekapt kan worden. Primair betwist eiser daartoe dat de boom een Waardevolle houtopstand is die niet zonder meer gekapt kan worden. Subsidiair doet eiser een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Meer subsidiair stelt eiser dat zijn belangen en de belangen van de buurtbewoners, de overlast en de onveilige situatie die de boom volgens hem veroorzaakt, zwaarder dienen te wegen dan het algemeen belang van behoud van de boom. Volgens eiser is sprake van een uitzonderingssituatie zodat op grond van artikel 4:11 van de APV een ontheffing van het kapverbod kan worden verleend.
19. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, moet een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand worden getoetst aan de lokaal van toepassing zijnde verordening. Die verordening is in dit geval de APV. Bij de beslissing om een omgevingsvergunning te weigeren moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden die vóór en tegen het kappen van de boom pleiten. Het college moet het belang van de noodzaak van de kap van de boom afwegen tegen het behoud van de waarde van de boom. Het college heeft bij die belangenafweging beleidsruimte. De rechtbank toetst het besluit van het college daarom terughoudend, waarbij de rechtbank de vraag moet beantwoorden of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom heeft kunnen weigeren.
Is sprake van een waardevolle houtopstand?
20. Eiser heeft primair betwist dat de boom een Waardevolle houtopstand is waar een kapverbod voor geldt.
21. Op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de APV kan het college houtopstanden aanwijzen als Waardevolle houtopstanden, mits de conditie en de groeiruimte van de houtopstand aanvaardbaar zijn en de houtopstand beschikt over één of meer van de in dit artikel genoemde waarden. Het college heeft toegelicht dat de waarden ‘Cultuurhistorie’ en ‘Stedenbouw en/of landschap’ voor deze boom van toepassing zijn. De boom is aangeplant omstreeks 1950 en dus ruim 70 jaar oud. Door zijn afmetingen is de boom beeldbepalend in het straatbeeld. De boom staat in een omgeving die verder weinig groen is en veel bebouwing en verharding kent. De boom verhoogt volgens het college de fysieke leefomgevingskwaliteit. De boom is, conform artikel 4:8, derde lid, van de APV, in 2016 opgenomen op de ‘Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden’. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de concept Bomenkaart is gepubliceerd, zodat er gelegenheid was om daarop te reageren. Tegen het plaatsen van deze boom op de Bomenkaart is destijds geen bezwaar gemaakt.
22. De rechtbank overweegt dat het besluit tot aanwijzing van de boom als Waardevolle houtopstand in deze procedure niet ter discussie staat. Dat de boom volgens de Bomenkaart een Waardevolle houtopstand is, zodat op grond van artikel 4:10, eerste lid, van de APV een kapverbod geldt, is dus een gegeven waar de rechtbank in deze procedure vanuit moet gaan. De primaire beroepsgrond van eiser faalt.
Is er reden voor het verlenen van een ontheffing van het kapverbod?
23. Eiser stelt dat de boom zorgt voor overlast en een onveilige situatie, zodat op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV een ontheffing van het kapverbod dient te worden verleend.
24. Op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV kan het college ontheffing verlenen van het kapverbod door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van een Waardevolle houtopstand. Een ontheffing wordt op grond van het tweede lid van dit artikel slechts bij uitzondering verleend als (a) uit een integrale afweging is gebleken dat er een zwaarder wegend belang bestaat dan het belang van behoud van de Waardevolle houtopstand en alternatieven voor behoud goed zijn onderzocht en niet haalbaar zijn gebleken, of (b) naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
Is er naar boomdeskundige maatstaven een reden om de boom te kappen ter voorkoming van letsel of schade?
25. De rechtbank overweegt dat de gemeente op verzoek van het college een aantal onderzoeken heeft laten verrichten om vast te kunnen stellen of één van de uitzonderingsgronden genoemd in artikel 4:11, tweede lid, van de APV zich voordoet.
26. Uit de rapporten van Crawford blijkt dat er geen causaal verband kan worden aangetoond tussen de scheuren in de gevel van de woning van eiser en de (wortelgroei van de) boom. Uit het rapport van B-Vier Boomspecialist volgt dat de boom in goede conditie is en een levensverwachting van meer dan 15 jaar heeft. Er is volgens deze boomspecialist geen veiligheidsreden om de boom te verwijderen. Dit wordt nogmaals bevestigd door het rapport van Bomenwacht Nederland, waaruit volgt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat bij de boom sprake is van een verhoogde kans op windworp. De geconstateerde bestratingsopdruk is volgens dit rapport eenvoudig op te lossen door de oppervlakkige beworteling te verwijderen, waarbij de boom duurzaam kan worden behouden. De rechtbank concludeert dat uit geen van deze onderzoeken is gebleken dat instandhouding van de boom naar boomdeskundige maatstaven niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
27. Uit vaste rechtspraak van de AbRvS volgt dat het college van een gegeven deskundigenadvies mag uitgaan nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft gesteld dat voormelde rapportages van Crawford, B-Vier Boomspecialist en Bomenwacht Nederland niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, onbegrijpelijk zijn of dat hier anderszins gebreken aan kleven. De enkele opmerking van eiser ter zitting dat hij deze deskundigen niet vertrouwt, is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft de conclusies van de deskundigen niet weerlegd met een tegenonderzoek. Het kapadvies in het overgelegde boompaspoort en de aanduiding van de boom hierin als ‘risicoboom’ maken, anders dan de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gesteld, niet dat een tegenonderzoek niet meer nodig is. Het college heeft ter zitting toegelicht dat dit kapadvies is gegeven door een boomtechnisch specialist van de gemeente naar aanleiding van een visuele inspectie van de boom voorafgaand aan de vergunningaanvraag. Dat de boom schade zou veroorzaken aan de achtergelegen tuinmuur en worteldruk onder voorliggende bestrating, zoals in het boompaspoort is vermeld, is slechts een aanname van deze boomtechnisch specialist. Naar aanleiding van de vergunningaanvraag zijn vervolgens externe adviesbureaus ingeschakeld voor een nader, onafhankelijk onderzoek, waarin zowel boomtechnische als bouwtechnische aspecten zijn meegenomen. De uitkomst van de onderzoeken van deze externe adviesbureaus is dat er naar boomdeskundige maatstaven geen reden is om de boom te kappen. Het had daardoor op de weg van eiser gelegen om het tegendeel aannemelijk te maken met een tegenonderzoek.
28. Nu eiser heeft nagelaten een tegenonderzoek te laten verrichten, mocht het college naar het oordeel van de rechtbank aansluiten bij de rapportages van Crawford, B-Vier Boomspecialist en Bomenwacht Nederland en kon het college op basis daarvan in redelijkheid tot de conclusie komen dat er naar boomdeskundige maatstaven geen reden is om de boom te kappen.
Is uit een integrale afweging gebleken van zwaarder wegende belangen?
29. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het college een integrale afweging heeft gemaakt van alle betrokken belangen en of het college op grond daarvan in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen zwaarder wegende belangen bestaan dan het belang van behoud van de boom, zodat de omgevingsvergunning moest worden geweigerd. Het belang van eiser bestaat uit het verwijderen van de boom omdat hij overlast ervaart van de boom en vreest voor onveilige situaties.
30. De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde rapportages kan worden afgeleid dat de vrees van eiser voor onveilige situaties niet objectief gerechtvaardigd is. Ook in het advies van de commissie is overwogen dat alle onderzoeken bevestigen dat de boom in goede conditie verkeert, geen gebreken vertoont en er geen aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een verhoogde kans op windworp of andere veiligheidsrisico’s. De rechtbank begrijpt dat eiser, zijn gezin en andere omwonenden dit persoonlijk heel anders beleven, omdat de boom zo groot is, dichtbij hun woningen staat en schudt als het hard waait. Hun subjectieve beleving kan echter geen reden zijn om te oordelen dat sprake is van een zwaarder wegend belang dan het belang van behoud van de boom.
31. De overlast die de boom veroorzaakt bestaat volgens eiser uit: wortelopdruk, vallende bladeren, vallende eikels, vallende takken, vogels en dus vogelpoep en schaduw. De commissie heeft deze omstandigheden in haar beoordeling betrokken en heeft in dit verband overwogen dat deze omstandigheden niet van dien aard zijn dat deze overlast aangemerkt moet worden als zwaarder wegend belang dan het belang van behoud van de boom. De commissie heeft daarbij naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat elke boom in meer of mindere mate deze vormen van overlast veroorzaakt. Hoewel de boom bovengemiddeld groot is, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er in dit geval sprake is van dusdanige buitenproportionele en onevenredige overlast dat dit niet in verhouding staat tot het behoud van de boom. Ten aanzien van de aanwezige bestratingsopdruk geldt dat dit volgens de rapportage van Bomenwacht Nederland eenvoudig kan worden opgelost door de oppervlakkige beworteling te verwijderen. Dat de wortelgroei schade veroorzaakt aan het huis van eiser, zoals eiser heeft aangevoerd, is volgens de rapportages van Crawford niet aangetoond.
32. Het college heeft het bezwaar van eiser in het bestreden besluit ongegrond verklaard onder verwijzing naar en met overneming van de motivering van het advies van de commissie. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de commissie een integrale afweging heeft gemaakt van alle betrokken belangen. Het college kon op grond daarvan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot de conclusie komen dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan het belang van behoud van de boom. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het college tegemoet is gekomen aan de belangen van eiser door de boom na een melding van eiser in november 2023 direct volgens de BVC te laten snoeien en door de onderhoudsinterval van de boom te verhogen van drie naar één keer per jaar.
33. Gelet op het voorgaande is niet gebleken van feiten of omstandigheden waarvoor op grond van artikel 4:11, tweede lid (sub a en b) van de APV een ontheffing kan worden verleend van het kapverbod. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid kunnen weigeren.
34. Tussen partijen is niet in geschil dat het college met het ‘ Breda Bericht’ van 13 januari 2023 bij eiser het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de boom in het eerste kwartaal van 2023 gekapt zou worden en dat de toezegging aan het college kan worden toegerekend.
35. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of dat gewekte vertrouwen moet worden gehonoreerd. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent, zoals volgt uit vaste rechtspraak van de AbRvS, namelijk niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan.
36. Het college heeft gesteld dat zij niet gehouden is om de gewekte verwachting dat de boom gekapt zou worden na te komen, omdat hiervoor in strijd met de regels van de APV een omgevingsvergunning zou moeten worden verleend. Daarbij wijst het college erop dat andere belanghebbenden bezwaar hebben tegen het kappen van de boom.
37. De rechtbank is van oordeel dat het gewekte vertrouwen in dit geval niet hoeft te worden gehonoreerd door het college. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld door de rechtbank volgt dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor de kap van de boom in strijd zou zijn met de regels uit de APV. De regels in de APV zijn bedoeld om Waardevolle houtopstanden te behouden en te beschermen. Deze regels dienen dus het algemeen belang. Het college heeft daarnaast gemotiveerd gesteld dat er andere belanghebbenden zijn die de boom juist willen behouden, omdat deze van betekenis is voor hun woon- en leefklimaat. Er spelen dus ook nog belangen van derden. Het enkele feit dat deze belanghebbenden verder van de boom wonen dan eiser en zijn gezin, maakt dat niet anders. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen beslissen dat het algemene belang van behoud van de boom en nakoming van de regels in de APV, alsmede de individuele belangen van deze derden, in dit geval zwaarder wegen dan het belang van eiser bij de nakoming van het opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat uit onderzoek, dat pas ná de plaatsing van het ‘ Breda Bericht’ is verricht, is gebleken dat de boom geen onevenredige overlast en/of onveilige situaties veroorzaakt. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt dus niet.