In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes, die de WOZ-waarde van een woning had vastgesteld op € 5.272.000. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. E.A. Moens, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar verzocht om relevante stukken en een verweerschrift, maar ontving geen reactie. Tijdens de zitting op 15 mei 2024 is het onderzoek geschorst om partijen de kans te geven tot een schikking te komen, maar er volgde geen verdere communicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning, een appartement van 199 m², te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de verdedigde waarde van € 4.945.000. De rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk schattenderwijs vastgesteld op € 4.500.000, omdat geen van beide partijen in staat was om hun voorgestane waarde aannemelijk te maken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de WOZ-waarde en de bijbehorende belastingaanslag. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende.