ECLI:NL:RBZWB:2024:455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
BRE 19/5983
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken erfgenaam of gemachtigde

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger had op 19 maart 2019 een beschikking aansprakelijkstelling afgegeven voor onbetaalde belastingschulden ten name van een besloten vennootschap, met een totaalbedrag van € 266.603. De rechtbank heeft de belanghebbende en de ontvanger uitgenodigd voor een zitting, maar de gemachtigde van de belanghebbende heeft op 14 februari 2023 aangegeven dat hij niet langer gemachtigd is, omdat de belanghebbende is overleden op 13 december 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen of andere belanghebbenden zijn die de procedure willen voortzetten. Er is een bericht in de Staatscourant geplaatst om eventuele belanghebbenden te verzoeken zich te melden, maar niemand heeft gereageerd. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 22 december 2023, maar niemand is verschenen. De rechtbank concludeert dat het ontbreken van een erfgenaam of gemachtigde betekent dat het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink en openbaar gemaakt op 30 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 19/5983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

wijlen [belanghebbende] , laatstelijk wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 8 oktober 2019.
1.1.
De ontvanger heeft aan belanghebbende op 19 maart 2019 een beschikking aansprakelijkstelling afgegeven voor onbetaalde (belasting)schulden ten name van [b.v.] van in totaal € 266.603.
1.2.
De ontvanger heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft belanghebbende en de ontvanger bij aangetekende brief van 13 februari 2023 uitgenodigd voor het bijwonen van de behandeling van het beroep ter zitting.
1.4.
De gemachtigde die belanghebbende heeft bijgestaan bij het indienen van het beroepschrift, heeft op 14 februari 2023 per e-mail aangegeven geen gemachtigde van belanghebbende meer te zijn. Reden daarvoor is dat belanghebbende is overleden.
1.5.
De rechtbank heeft na het raadplegen van de Basisregistratie Personen geconstateerd dat belanghebbende op 13 december 2022 is komen te overlijden.
1.6.
Uit een afschrift van het boedelregister afkomstig van de rechtbank Gelderland blijkt dat een betrokken partij de nalatenschap van belanghebbende heeft verworpen.
1.7.
De rechtbank heeft van twee andere (mogelijke) erfgenamen geen bericht ontvangen dat zij de procedure willen voortzetten. Daarnaast heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of er nog andere erfgenamen of belanghebbenden zijn. Gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank een bericht in de Staatscourant [1] geplaatst. In dat bericht staat dat de behandeling ter zitting zal plaatsvinden op vrijdag 22 december 2023, om 12:00 uur en dat eventuele belanghebbenden worden verzocht zich voorafgaand aan de zitting schriftelijk te melden - onder overlegging van een verklaring van erfrecht - bij de griffier van de rechtbank.
1.8.
De rechtbank heeft de ontvanger bij brief van 7 november 2023 bericht dat de zaak is verwezen naar de enkelvoudige kamer, het beroep op de zitting van 22 december 2023 wordt behandeld en dat die zitting bedoeld is om vast te kunnen stellen of er iemand is die de procedure van de belanghebbende wenst voort te zetten.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2023. Niemand is verschenen.

Overweging

Het ontbreken van een erfgenaam of persoon die gemachtigd is om de procedure voort te zetten, brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. [2] Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Staatscourant 1 november 2023, nr. 30120.
2.Zie Centrale Raad van Beroep 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1771.