ECLI:NL:RBZWB:2024:4547
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aftrekbaarheid van premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij een in Duitsland gevestigde verzekeringsmaatschappij
Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 22/4903, 22/4904 en 22/6002, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelde de beroepen van belanghebbende met betrekking tot de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017, 2018 en 2019. De inspecteur had de aanslagen opgelegd op basis van de door belanghebbende ingediende aangiften, waarin hij premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) had afgetrokken. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende geen recht had op aftrek van deze premies, omdat de verzekeringsmaatschappij niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet IB 2001. Belanghebbende stelde dat dit leidde tot ongeoorloofde discriminatie, maar de rechtbank oordeelde dat de wetgever terecht onderscheid had gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. De beroepen werden ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven en belanghebbende geen proceskostenvergoeding ontvangt.