ECLI:NL:RBZWB:2024:4523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
23/11639
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over WOZ-beschikking

Op 3 juli 2023 heeft belanghebbende een verzoek ingediend bij de heffingsambtenaar van de gemeente Veere voor een WOZ-beschikking met betrekking tot een onroerende zaak. De rechtbank Zeeland-West-Brabant behandelt het beroep van belanghebbende, die stelt dat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft beslist op haar verzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende de gevraagde WOZ-beschikking inmiddels heeft ontvangen. Hierdoor is er geen belang meer bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst het verzoek om een dwangsom af, omdat de termijn voor het geven van de WOZ-beschikking nog niet was verstreken op het moment van verzending. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er schade is geleden door het handelen van de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor het toekennen van immateriële schadevergoeding of proceskostenvergoeding, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft op 3 juli 2023 de heffingsambtenaar verzocht om een WOZ-beschikking met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [adres] te [plaats] (de WOZ-beschikking).
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de heffingsambtenaar volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 3 juli 2023 om de WOZ-beschikking te verstrekken.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
1.3.
De rechtbank merkt vooraf op dat uit de stukken niet eenduidig valt af te leiden of gemachtigde nu procedeert namens [belanghebbende] (zoals volgt uit de machtiging) of de echtgenote van [belanghebbende] (aangezien het in de stukken gaat over ‘deze oude dame’, hierna te noemen mevrouw [naam] ). Voor de uitkomst van de zaak maakt dat geen verschil. De rechtbank gaat daar hieronder op in.
Niet tijdig beslissen
1.4.
Gemachtigde heeft in de reactie op het verweerschrift aangegeven dat de gevraagde WOZ-beschikking toch door belanghebbende is ontvangen. Hierdoor ontvalt het belang aan het door belanghebbende ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om een WOZ-beschikking. De rechtbank verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Dwangsom
1.5.
Belanghebbende heeft verder verzocht om toekenning van een dwangsom. De rechtbank wijst dit verzoek af.
1.6.
Op grond van artikel 4:17, derde lid van de Awb verbeurt het bestuursorgaan een dwangsom indien twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
1.7.
Indien gemachtigde deze procedure voert namens mevrouw [naam] , overweegt de rechtbank als volgt. In dat geval was de termijn voor het geven van de WOZ-beschikking nog niet verstreken op het moment dat deze op 27 juli 2023 werd verzonden. [1] Bovendien is de door belanghebbende op 18 september 2023 ingediende ingebrekestelling ingediend nadat de gevraagde WOZ-beschikking naar belanghebbende is verzonden. Op grond van het voorgaande heeft belanghebbende geen recht op de toekenning van een dwangsom.
1.8.
Indien gemachtigde deze procedure voert namens [belanghebbende] , kan daaruit geen dwangsom voortvloeien aangezien de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat aan [belanghebbende] de oorspronkelijke WOZ-beschikking is opgelegd. Die beschikking is geen beschikking op aanvraag, en daarvoor kan hoe dan ook dus geen dwangsom worden verbeurd.
1.9.
Voor zover belanghebbende heeft bedoeld een verzoek om een schadevergoeding te doen in verband met het handelen van de heffingsambtenaar wordt dat door de rechtbank afgewezen. De rechtbank acht niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van schade door toedoen van de heffingsambtenaar.
Immateriële schadevergoeding
1.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn van de beroepszaak over het niet-tijdig beslissen, omdat de redelijke behandeltermijn in beroep niet is overschreden. De rechtbank wijs het verzoek af.
Proceskostenvergoeding en griffierecht
1.11.
Belanghebbende heeft verzocht om een proceskostenvergoeding en om vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. Volgens belanghebbende heeft zij daar recht op omdat zij is gedwongen om beroep in te stellen doordat de heffingsambtenaar niet voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd.
1.12.
De rechtbank ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of voor vergoeding van het griffierecht. De rechtbank is van oordeel dat uit de gedingstukken niet valt op te maken dat namens de heffingsambtenaar onduidelijk is gecommuniceerd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een dwangsom af;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 3 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie artikel 28 van de Wet waardering onroerende zaken.