ECLI:NL:RBZWB:2024:4512

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
BRE 23/3113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting in verband met aanvraag bewonersvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 82,90, omdat op 4 maart 2023 geen parkeerbelasting was voldaan en er geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Belanghebbende had zich op 15 februari 2023 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en had tevergeefs geprobeerd een bewonersvergunning aan te vragen, omdat de verwerkingstijd van de inschrijving enige tijd in beslag nam. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar andere mogelijkheden om aan zijn verplichtingen te voldoen, en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 mei 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de heffingsambtenaar, mr. J. Loots en mr. T.C.A. Houkes. Belanghebbende, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.5.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 5 april 2024 aan belanghebbende op het [adres] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De betreffende uitnodiging is op voornoemde datum ook per reguliere post aan belanghebbende op genoemd adres toegezonden. Op 24 april 2024 is de envelop met de aangetekend verzonden uitnodiging door de rechtbank retour ontvangen. Daarop staat vermeld dat het aangetekend verzonden stuk retour is gezonden omdat het niet is afgehaald. Controle van de Basisregistratie Personen geeft aan dat belanghebbende op het moment van verzending van de uitnodiging op het genoemde adres woonachtig was. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting uitgenodigd.

Feiten

2. Belanghebbende is op of omstreeks 15 februari 2023 verhuisd naar de [adres] te [plaats] .
2.1.
De auto van belanghebbende met [kenteken] stond op 4 maart 2023 omstreeks 17:17 uur geparkeerd in de [adres] te [plaats] .
2.2.
Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan en dat geen geldige parkeervergunning was aangemeld.
2.3.
Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 82,90 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 10 en € 72,90 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.4.
Belanghebbende beschikt per 9 maart 2023 over een bewonersvergunning.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder l, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen gemeente Veere 2023 (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
4.1.
Niet in geschil is dat sprake was van het in 2.1 bedoelde parkeren. Deze locatie, gelegen binnen de bebouwde kom van [plaats] , is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning. [1] Op grond van Verordening is het eveneens toegestaan om op die locatie te parkeren met een dagkaart die is bestemd voor het vergunninghoudergebied. [2] Ook is niet in geschil dat belanghebbende op 4 maart 2023 niet over een geldige parkeervergunning beschikte of dat hij de parkeerbelasting niet door middel van een dagkaart had betaald. Hieruit volgt dat de naheffingsaanslag in beginsel terecht is opgelegd.
Standpunten van partijen
4.2.
Belanghebbende vindt het echter onterecht dat hij een naheffingsaanslag heeft ontvangen. Hij voert aan dat hij zich de dag voor de verhuizing heeft ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente [plaats] per 15 februari 2023. Hij heeft op dat moment en in de daaropvolgende dagen tevergeefs getracht een parkeervergunning (bewonersvergunning) aan te vragen. Hij heeft zijn pogingen voor aanvraag van de parkeervergunning opgeschort nadat hij had uit e-mail contact met de gemeente had vernomen dat de verwerking van de inschrijving in het BRP enige tijd duurt. Nadat hij de naheffingsaanslag ontving heeft hij opnieuw en nu met succes een parkeervergunning aangevraagd. Belanghebbende vindt het onterecht dat hij gedwongen was parkeergeld te betalen in afwachting van zijn bewonersvergunning.
4.3.
Volgens de heffingsambtenaar is de naheffingsaanslag terecht opgelegd omdat belanghebbende vanaf 15 februari 2023, de datum van inschrijving in de gemeente, een bewonersvergunning kon aanvragen. Hij verwijst daartoe naar de registratie van de inschrijving per die datum. Belanghebbende had, volgens de heffingsambtenaar, moeten informeren naar de aanvraagprocedure of andere mogelijkheden voor het voldoen van de parkeerbelasting.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank twijfelt niet aan de intentie van belanghebbende om ervoor te zorgen dat hij direct na zijn verhuizing over een parkeervergunning kon beschikken. De rechtbank acht aannemelijk dat de inschrijving in de BRP niet meteen op 15 februari 2023 was verwerkt, waardoor hij op die dag en de dagen erna feitelijk nog geen parkeervergunning kon aanvragen. In zoverre volgt de rechtbank het standpunt van de heffingsambtenaar, dat belanghebbende vanaf 15 februari 2023 een bewonersvergunning kon aanvragen, niet.
4.5.
Dat laat echter onverlet dat belanghebbende zelf aanvoert dat hij zich ervan bewust was dat de verwerkingstijd van de inschrijving de oorzaak was voor het mislukken van zijn aanvraag voor een bewonersvergunning. Het had dan op de weg van belanghebbende gelegen om zich te laten informeren over andere mogelijkheden voor het voldoen van de parkeerbelasting. Belanghebbende heeft echter niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat belanghebbende daar onderzoek naar heeft gedaan. Nu belanghebbende ook niet op andere wijze aan zijn verplichting om de verschuldigde parkeerbelasting te betalen heeft voldaan is de naheffingsaanslag naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 27 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 2, sub b van de Verordening in samenhang met bijlage 4 van de Verordening.
2.Bijlage 4 van de Verordening.