In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 2 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had zijn ZW-uitkering beëindigd per 24 oktober 2022, na een eerdere beoordeling door het UWV. Het UWV had op 11 oktober 2022 de ZW-uitkering beëindigd en op 13 oktober 2022 de WIA-aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 25 juli 2023.
De rechtbank behandelt het beroep op 21 juni 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd en de WIA-uitkering heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts van het UWV de geschiktheid van de functies niet correct heeft beoordeeld volgens het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Dit stappenplan vereist dat bij een nieuwe ziekmelding na een WIA-beoordeling, eerst moet worden vastgesteld of de beperkingen zijn toegenomen.
De rechtbank concludeert dat het UWV niet heeft aangetoond dat het stappenplan is gevolgd, wat leidt tot een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het UWV krijgt de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen zes weken. Eiser heeft aanvullende medische informatie overgelegd die relevant is voor de beoordeling van zijn beperkingen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, inclusief de proceskosten en het griffierecht.