ECLI:NL:RBZWB:2024:4508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/1697
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op zijn bezwaar van 28 juli 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 22 april 2024 alsnog op het bezwaar heeft beslist. Het UWV heeft bij besluit van 22 maart 2024 daarnaast een dwangsom aan verzoeker toegekend van € 1.442,-, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld akkoord te zijn met een veroordeling in de kosten van verzoekers gemachtigde met wegingsfactor 0,25 dan wel 0,50. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Op 7 februari 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 28 juli 2023. Het UWV heeft op 22 april 2024 alsnog beslist op het bezwaar van verzoeker. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.

De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechter een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,50) toe te passen. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op zijn bezwaar van 28 juli 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op
22 april 2024 alsnog op het bezwaar heeft beslist. Het UWV heeft bij besluit van
22 maart 2024 daarnaast een dwangsom aan verzoeker toegekend van € 1.442,-, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld akkoord te zijn met een veroordeling in de kosten van verzoekers gemachtigde met wegingsfactor 0,25 dan wel 0,50.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]

Is het UWV aan verzoeker tegemoetgekomen?

4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 7 februari 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 28 juli 2023. Het UWV heeft op 22 april 2024 alsnog beslist op het bezwaar van verzoeker. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechters [3] een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,50) toe te passen.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [4] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2288) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3209) waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.