In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie van twee meerderjarige kinderen door de man. Ondanks de instemming van alle betrokken partijen, heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de voorwaarde van minderjarigheid, zoals gesteld in het Burgerlijk Wetboek, buiten toepassing wordt gelaten. De man, die sinds medio 2021 samenwoont met de moeder van de kinderen, heeft aangevoerd dat de adoptie in het belang van de kinderen zou zijn, omdat zij een vaderfiguur missen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de kinderen op het moment van indiening van het verzoek respectievelijk 24 en 18 jaar oud waren, en dat de man hen niet gedurende hun minderjarigheid heeft verzorgd. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek geen ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven van de betrokkenen oplevert, en dat de bestaande warme band tussen hen niet verandert door de afwijzing van de adoptie. De rechtbank wijst erop dat de juridische gevolgen van adoptie ook op andere manieren geregeld kunnen worden, en dat aan de wettelijke vereisten voor adoptie moet worden voldaan. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie en de wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen afgewezen.