ECLI:NL:RBOBR:2023:2823

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
C/01/382508 / FA RK 22-2303
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarige door stiefvader onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 mei 2023 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige door haar stiefvader. De stiefvader heeft het verzoek ingediend om de meerderjarige, die in Brazilië is geboren, te adopteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, gezien de langdurige zorg en opvoeding door de stiefvader en de afwezigheid van een band met de biologische familie aan vaderszijde. De rechtbank oordeelt dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste voor adoptie terzijde wordt geschoven. De stiefvader en de moeder van de meerderjarige hebben verklaard dat de adoptie belangrijk is voor de emotionele en mentale gezondheid van de meerderjarige, die sinds haar komst naar Nederland met diverse problemen heeft gekampt. De rechtbank concludeert dat de adoptie een positieve bijdrage zal leveren aan het welzijn van de meerderjarige en dat de juridische status van de meerderjarige in overeenstemming moet worden gebracht met de sociale en emotionele realiteit van haar gezinsleven. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en gelast dat de geslachtsnaam van de meerderjarige na de adoptie de geslachtsnaam van de stiefvader zal zijn. Tevens zijn er maatregelen getroffen voor de inschrijving van de geboorteakte van de meerderjarige in de registers van de gemeente Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/382508 / FA RK 22-2303
Uitspraak : 16 mei 2023
Beschikking betreffende stiefouderadoptie in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
advocaat mr. E.P.J. Appelman.
Het verzoek strekt tot adoptie van de meerderjarige:
[naam], geboren te [geboorteplaats] ( Brazilië ) op [geboortedatum] ,
hierna te noemen: [naam adoptant] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de stiefvader, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 27 mei 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de stiefvader van 4 juli 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de stiefvader van 2 november 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de advocaat van de stiefvader van 12 december 2022.
1.2.
De zaak is door de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld ter zitting van 4 april 2023. Verschenen zijn:
- [naam adoptant] ;
- de stiefvader, bijgestaan door mr. Appelman;
- de moeder.

2.Het verzoek

2.1.
De stiefvader verzoekt de adoptie uit te spreken van [naam adoptant] door de stiefvader en te verstaan dat de geslachtsnaam van [naam adoptant] met de adoptie zal komen te luiden: [geslachtsnaam stiefvader] .

3.De feiten

3.1.
Uit de moeder is [naam adoptant] geboren op [geboortedatum] .
3.2.
De heer [naam] , geboren te [geboorteplaats] ( Brazilië ), was de biologische en juridische vader van [naam adoptant] . De moeder en de heer [naam] hebben een relatie met elkaar gehad, maar deze relatie was al verbroken voor de geboorte van [naam adoptant] .
3.3.
De moeder en de stiefvader hebben een relatie met elkaar gekregen in 2006.
3.4.
Begin 2010 zijn de moeder, stiefvader en [naam adoptant] naar Nederland geëmigreerd, waar zij tot op heden wonen.
3.5.
De heer [naam] is overleden op [datum] .
3.6.
Op [datum] zijn de moeder en de stiefvader in [plaats] met elkaar gehuwd.
De moeder en stiefvader hebben een zoon, [naam] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Dit verzoek heeft een internationaal karakter. [naam adoptant] en de moeder zijn in Brazilië geboren. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit en hun gewone verblijfplaats ligt in Nederland. De stiefvader is geboren in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Gelet op de internationale aspecten in deze zaak zal de rechtbank moeten beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en zo ja, welk recht op het verzoek van toepassing is.
4.2.
De rechtbank zal eerst beoordelen of aan de Nederlandse rechter bevoegdheid toekomt van het verzoek kennis te nemen. Op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe nu de stiefvader zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank acht zich daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
4.3.
Er is geen verdrag van toepassing dat verwijzingsregels voor het toepasselijk recht geeft. Ook de verwijzingsregels uit titel 6 boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn niet aan de orde, omdat een meerderjarigenadoptie niet onder het toepassingsbereik van
deze titel valt. Dit volgt uit artikel 10:104 BW, waarin staat dat het moet gaan om een minderjarig kind. [naam adoptant] is evenwel meerderjarig. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor het toepasselijk recht moet worden teruggevallen op het ongecodificeerde recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de Wet conflictenrecht adoptie. Volgens dit recht is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek, behoudens ten aanzien van de instemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind. Ten aanzien van die aspecten is toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit (zie Kamerstukken II 2001/2002, 28 457, nr. 3, p. 9 en 10 en de uitspraak van de Hoge Raad van 11 april 1980, NJ 1980, 364 / ECLI:NL:HR:1980: AC1936). [naam adoptant] heeft, zoals gezegd, de Nederlandse nationaliteit. Gelet daarop is het Nederlands recht van toepassing op de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de ouders van het kind.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Op grond van artikel 1:227, eerste lid, van het BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
Aan deze voorwaarde is voldaan. De stiefvader kan daarom worden ontvangen in zijn verzoek.
4.5.
De rechtbank overweegt dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Adoptie kennelijk in het belang van het kind
4.6.
Op basis van wat ter zitting is besproken, de aanhoudende wens van [naam adoptant] om juridisch gezien tot het gezin van moeder en stiefvader te behoren en het ontbreken van een band tussen [naam adoptant] en haar biologische familie aan vaderszijde, staat voor de rechtbank vast dat adoptie in het kennelijk belang van [naam adoptant] is.
In dit kader overweegt de rechtbank nog dat er met de biologische familie van [naam adoptant] aan vaderszijde geen contact meer is. De moeder, stiefvader en [naam adoptant] hebben daarin in de jaren na het vertrek uit Brazilië nog wel geïnvesteerd, door onder meer hen regelmatig in Brazilië te bezoeken, maar een warme (familie)band is uitgebleven. In 2020/2021 heeft [naam adoptant] het opgegeven daar nog in te investeren. Zij merkte dat als zij zich daarvoor niet inspant, er vanuit haar biologische familie ook geen enkel initiatief wordt genomen om contact te onderhouden. [naam adoptant] heeft in het verlengde daarvan verklaard dat het belangrijk voor haar is om haar ‘echte vader’, zijnde de stiefvader, die haar heeft opgevoed en er (wel) altijd voor haar is geweest, ook haar juridische vader te kunnen noemen.
[naam adoptant] heeft ook verklaard dat zij haar biologische vader niet als vader ziet, maar dat zij wel om hem geeft en hij betekenis voor haar heeft omdat hij de reden is dat zij bestaat. Bovendien had ze zonder hem haar vader, waarbij [naam adoptant] doelt op de stiefvader, nooit ontmoet.
Onder de stukken bevinden zich schriftelijke verklaringen van de moeder en broer van de biologische vader, waarin zij verklaren dat zij instemmen met de adoptie van [naam adoptant] door de stiefvader.
Niets meer van ouder in hoedanigheid ouder te verwachten
4.7.
Vaststaat dat [naam adoptant] op het moment van het indienen van het verzoek en voor de toekomst niets meer van de vader te verwachten heeft in de hoedanigheid van ouder, omdat haar biologische vader op [datum] is overleden.
4.8.
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient verder aan de volgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende tenminste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
Sub a: minderjarigheid kind
4.9.
Vaststaat dat [naam adoptant] op het moment van indiening van het verzoekschrift op 10 augustus 2022 negentien jaar oud was en dus meerderjarig, zodat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste, zoals vermeld onder a.
4.10.
Namens de stiefvader is gesteld dat het feit dat [naam adoptant] meerderjarig is niet in de weg mag staan aan de adoptie. De weigering een adoptie toe te staan zou volgens hem een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven of privéleven van de stiefvader en/of [naam adoptant] opleveren, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De stiefvader heeft gemotiveerd gesteld en onderbouwd dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die ertoe moeten leiden dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW ter zijde wordt geschoven.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie ingrijpt in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouders en hun bloed- en aanverwanten enerzijds en het adoptiefkind en zijn eventueel toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Verder geldt dat betrokkenen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens de meerderjarigheid nog belang kunnen hebben. De wet voorziet echter niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
4.12.
De rechtbank overweegt verder dat volgens vaste rechtspraak aan artikel 8, lid 1, EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, lid 1, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (stief)ouder en een stiefkind worden ontleend. Dat betekent dat een weigering een adoptie toe te staan onder bijzondere omstandigheden wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling rechtvaardigen.
4.13.
De stiefvader heeft verklaard dat zij nooit een adoptieverzoek hebben gedaan omdat [naam adoptant] het in de eerste jaren in Nederland moeilijk had: ze sprak de taal niet en moest wennen aan een heel ander leven. Ze had daarnaast een enorme klap te verwerken met het overlijden vanwege zelfmoord van haar biologische vader kort na haar vertrek naar Nederland. Het bleek ook lastig om contact te onderhouden met de overgebleven familieleden in Brazilië .
Rond haar dertiende jaar begon [naam adoptant] met therapie onder andere ter verwerking van het overlijden van haar biologische vader. Daarin ontstond een wens om geadopteerd te worden, maar zij worstelde ook met haar identiteit en loyaliteit richting haar overleden biologische vader: alleen de achternaam had zij nog van hem over, ze had geen andere (tastbare) herinnering aan hem en het voelde voor haar als verraad om in te stemmen met adoptie door de stiefvader. De afstammingsrelatie was een dun lijntje dat haar nog met haar biologische vader en zijn familie verbond.
Eénmaal hebben de moeder en stiefvader adoptie ter sprake gebracht, maar dat riep een hevige emotionele reactie op bij [naam adoptant] , omdat zij (verkeerd) begreep dat de moeder en stiefvader haar door een andere familie wilden laten adopteren. De moeder en stiefvader hebben het daarna zelf, gezien de kwetsbaarheid van [naam adoptant] , niet meer ter sprake durven brengen.
[naam adoptant] is pas op latere leeftijd, tegen haar volwassenheid aan, tot het inzicht gekomen hoe belangrijk het voor haar is om geadopteerd te worden door de stiefvader. Nu weet [naam adoptant] ook dat zij haar biologische vader en zijn familie niet verraadt als zij door de stiefvader geadopteerd zou worden en zijn achternaam zou dragen. Hij zou het haar naar verwachting hebben gegund om een familierechtelijke afstammingsrelatie te krijgen met de persoon die feitelijk bijna altijd de vaderfiguur in haar leven is geweest.
De rechtbank acht het begrijpelijk en invoelbaar dat voor de moeder, de stiefvader en [naam adoptant] adoptie tijdens de minderjarigheid van [naam adoptant] geen reële optie was.
4.14.
De rechtbank overweegt verder dat de stiefvader, de moeder en [naam adoptant] voldoende hebben toegelicht dat het voor hen belangrijk is dat de emotionele band die zij al jarenlang voelen, wordt bevestigd door een familierechtelijke betrekking. Deze wens is echter niet voldoende om de bepaling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW, die van openbare orde is, terzijde te schuiven. Ook het feit dat sprake is van een jarenlange – circa 17 jaar – verzorging en ondersteuning door de stiefvader van [naam adoptant] en het ontbreken van contact tussen [naam adoptant] en haar biologische familie vaderszijde, acht de rechtbank niet zo bijzonder dat dit een afwijking van de wettelijke bepaling rechtvaardigt. Hiervoor zijn zeer bijzondere omstandigheden noodzakelijk.
4.15.
De rechtbank is op grond van de inhoud van het procesdossier, alsmede op grond van wat de stiefvader, de moeder en [naam adoptant] op de zitting hebben verklaard, van oordeel dat daarvan sprake is.
[naam adoptant] kampte na haar komst in Nederland met diverse problemen, zoals hiervoor omschreven onder 4.13. [naam adoptant] heeft, als gevolg van alle traumatische gebeurtenissen en de personen die uit haar leven zijn verdwenen, verlatingsangst ontwikkeld. Daarbij speelde ook dat [naam adoptant] , hoewel zij de stiefvader als haar echte vader beschouwt en zich altijd veilig en geborgen heeft gevoeld bij hem, altijd het gevoel heeft gehad nergens echt bij de horen: niet bij haar biologische familie, maar ook niet (volwaardig) bij het gezin van de moeder en stiefvader (en haar halfbroertje) waarvan zij feitelijk deel uitmaakt.
Recent heeft [naam adoptant] wederom een traject bij een psycholoog afgerond in verband met haar klachten (paniekaanvallen, automutilatie). Dit was de eerste psycholoog die [naam adoptant] echt heeft geholpen en de eerste hulpverlener die met haar de mogelijkheid van adoptie heeft besproken. [naam adoptant] verwacht dat de paniekaanvallen die zij sinds haar dertiende jaar heeft, zullen verminderen als zij de zekerheid ervaart dat de stiefvader haar niet zal verlaten en haar vaderfiguur zal blijven, ook volgens de wet. [naam adoptant] heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat alleen al het bezig zijn met het adoptieverzoek en het vooruitzicht om volledig tot het gezin te behoren waarin zij is opgegroeid, ook in juridische zin, een verbetering in haar mentale gesteldheid teweeg heeft gebracht. Zij heeft minder paniekaanvallen gehad sinds de indiening van het verzoek.
De psycholoog van [naam adoptant] , [naam] , GGz-psycholoog, heeft ook de verwachting dat de adoptie door de stiefvader voor [naam adoptant] positieve gevolgen voor [naam adoptant] zal hebben. Volgens deze psycholoog bevindt [naam adoptant] zich in een proces van identiteitsvorming, het weten wie zij is, wat zij wil, enzovoorts. Hierbij lijkt het voor haar verdere ontwikkeling van belang dat zij officieel erkenning krijgt van diegenen bij wie zij in de basis haar hele leven opgroeide, namelijk haar moeder en stiefvader. Daarom heeft de behandelaar de verwachting dat de adoptie door de stiefvader een positieve bijdrage zal leveren aan haar welzijn en mentale gezondheid op dit moment en haar verdere groei in de toekomst. Met de adoptie kan [naam adoptant] een hoofdstuk van haar leven afsluiten en voelen dat zij, ook juridisch, tot het gezin van moeder en stiefvader behoort. [naam adoptant] is jongmeerderjarig en met de adoptie kan zij een volledige groei naar volwassenheid maken, aldus de psycholoog.
4.16.
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat [naam adoptant] langdurig ernstige psychische last ondervindt van het ontbreken van een juridische band met de stiefvader en belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met hem. Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die ertoe moeten leiden dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW ter zijde wordt geschoven, zodat de stiefvader en [naam adoptant] voor de inrichting van hun familie- en gezinsleven van het rechtsinstituut van adoptie gebruik kunnen maken en de juridische status van [naam adoptant] in overeenstemming wordt gebracht met de sinds circa 17 jaar bestaande sociale en emotionele realiteit van haar gezinsleven met de stiefvader en moeder (en haar halfbroertje).
Sub d: ouder spreekt het verzoek niet tegen
4.17.
De moeder is het eens met de adoptie van [naam adoptant] door de stiefvader. De rechtbank concludeert daarom dat aan de voorwaarde genoemd onder d is voldaan.
Sub g: ouder heeft niet langer het gezag
4.18.
De moeder was tijdens de minderjarigheid van [naam adoptant] , in ieder geval na het overlijden van de biologische vader van [naam adoptant] , belast met het eenhoofdig gezag over [naam adoptant] .
De rechtbank concludeert daarom dat aan de voorwaarde genoemd onder g is voldaan.
4.19.
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat ook aan de overige voorwaarden zoals vermeld in artikel 1:228, eerste lid, BW is voldaan.
4.20.
Gelet op al het voorgaande zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen.
4.21.
De rechtbank zal ingevolge het bepaalde in artikel 1:20, eerste lid en sub a, BW de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteakte van [naam adoptant] toe te voegen.
4.22.
Ter mondelinge behandeling is besproken dat de geboorteakte van [naam adoptant] nog niet is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de gemeente Den Haag. De advocaat van de stiefvader sprak de verwachting uit dat dit zonder problemen geregeld kan worden. Zekerheidshalve zal de rechtbank ook de inschrijving van de geboorteakte van [naam adoptant] gelasten, zodat de latere vermelding van adoptie daaraan kan worden toegevoegd.
Geslachtsnaam
4.23.
Artikel 1:5 lid 7 bepaalt dat indien een kind op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, het zelf verklaart ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben. [naam adoptant] heeft er voor gekozen de geslachtsnaam van stiefvader te gaan dragen. Dit blijkt uit haar verklaring die is overgelegd bij de processtukken. [naam adoptant] heeft dit ter mondelinge behandeling nogmaals verklaard.
De beslissing
De rechtbank:
spreekt de adoptie uit van de minderjarige:
- [naam] , geboren te [geboorteplaats] , Brazilië , op [geboortedatum] ,
door [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
verstaat dat [naam adoptant] na de adoptie de geslachtsnaam [geslachtsnaam stiefvader] zal hebben;
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag de geboorteakte (“Certidão de Nascimento”), met registratienummer (“matricula”): 020750 01 55 2003 1 00203 145 0194705 23, in te schrijven in het register van geboorten;
gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking, mits daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.P.A. Wensink-Vergunst (voorzitter), mr. B. Serno en mr. N.G. Zandee, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 mei 2023.
Conc: BBvdP
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.