In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 9 maart 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres de Dienst Toeslagen op 9 maart 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van zes weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn voor het nemen van een vooraankondiging overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, en dat eiseres geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.