In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsook een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Belanghebbende had geen aangifte gedaan, wat leidde tot een vergrijpboete van 50% van het verschuldigde belastingbedrag. De rechtbank heeft de beroepen op 8 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslagen naar een te hoog bedrag zijn opgelegd en dat de boete dient te worden verminderd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de aanslagen, die zijn gebaseerd op de betrokkenheid van belanghebbende bij een drugslaboratorium. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar, vermindert de aanslag IB/PVV naar nihil, en vernietigt de belastingrentebeschikking en de vergrijpboete. Tevens wordt de aanslag Zvw verminderd naar nihil. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.