ECLI:NL:RBZWB:2024:4369
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag omzetbelasting en tegemoetkoming in beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 25 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd voor het tijdvak van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019, ter hoogte van € 35.802. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 35.695. Op 10 juni 2024 heeft de inspecteur echter per e-mail aan de rechtbank laten weten dat hij volledig aan de belanghebbende tegemoetkomt en zich afmeldt voor de zitting.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was. De rechtbank constateert dat de inspecteur volledig aan het beroep van de belanghebbende tegemoet is gekomen, waardoor het beroep gegrond wordt verklaard. De naheffingsaanslag wordt verminderd met € 4.613, en de belastingrentebeschikking wordt dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan de belanghebbende moet vergoeden en dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1.750, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. De rechtbank benadrukt dat de uitspraak pas uitgevoerd hoeft te worden als deze onherroepelijk is geworden, wat inhoudt dat er binnen zes weken na verzending geen rechtsmiddel is aangewend of dat er onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist.